Condensaataansluiting en gewaarborgde
afvoer
9
3
5
6
8
Afb. 28: Condensaatafvoer fundering (doorsnede)
1: Buitenunit 2: Versterkte fundering:
ø 700 mm, hoogte 250 mm vanaf de grond en
vorstvrij onder de grond
3: Grindlaag / 4: Drainagebuis: ø 100 mm
5: Veiligheidsleiding voor het invoeren van de
koudemiddel- en elektrische verbindingslei-
ding: ø 100 mm
Aanbevolen radius max. 30°
6: Bevriezingsgrens / 7: Drainagebuis / 8: Aarde
9: Afdichting middels REMKO leidingdoorvoer
Afb. 29: Afmetingen van fundering (bovenaanzicht)
1:
Buitenunit: A = voorkant / B = achterkant
2:
Versterkte fundering:
ø 700 mm, hoogte 250 mm vanaf de grond en
vorstvrij onder de grond
Veiligheidsleiding condensaataf.: ø 100 mm
4:
5:
Veiligheidsleiding voor het invoeren van de
koudemiddel- en elektrische verbindingslei-
ding: ø 100 mm
1
4
2
3
4
6
8
7
B
100
5
1
100
4
2
10
A
10: Voeten
AANWIJZING!
De HT-buis [5] moet aan de bovenkant ca. 20
mm boven de betonfundering uitsteken.
Dicht na het plaatsen en het aansluiten van lei-
dingen de beschermbuis af met de REMKO lei-
dingdoorvoer!
ONZE TIP
U kunt ook in plaats van een fundering vooraf
geproduceerde betonringen met de afmetingen
ø 800 mm buitenmaat ø 600 mm binnenmaat
gebruiken en deze vervolgens met grind vullen.
Condensaataansluiting
Door de dauwpuntonderschrijding bij de lamellen-
vaporisator, ontstaat er tijdens verwarmingsbe-
drijf condens.
Onder het apparaat moet voor een afvoer van het
neervallende condensaat worden gezorgd,
waarmee dit kan worden afgevoerd.
n
De afvoerbuis moet ongeveer 150 mm uit de
fundering steken, zodat de condensaataanslui-
ting van de buitenmodule in de buis steekt.
n
De in het gebouw gemonteerde condensleiding
moet gelegd worden met een verval van min. 2
%. Monteer eventueel dampdiffusiedichte iso-
latie.
n
Bij gebruik van het apparaat bij een buitentem-
peratuur van minder dan 4 °C, moet worden
gezorgd voor een vorstvrije plaatsing van de
condensafvoer. Daarnaast moeten de onder-
zijde van de bekleding van de behuizing en de
condensopvangbak vorstvrij worden gehouden,
om een doorlopende afvoer van condens te
waarborgen. Monteer eventueel een lintverwar-
ming langs de leiding.
n
Na het leggen controleren op een vrije afvoer
van het condens en zorgen voor een perma-
nente lekdichtheid.
AANWIJZING!
Sluit de condensaatafvoer niet aan op een riole-
ring. Door de evt. optredende onderdruk kan er
stank of terugloop ontstaan.
55