180
Rijden en bediening
Contactslotstanden
0 : blokkeerstand: sommige functies
blijven actief totdat de sleutel
wordt uitgenomen of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, op
voorwaarde dat het contact van
tevoren aan was
1 : accessoirestand: contact inge‐
schakeld, controlelampjes bran‐
den en de meeste elektrische
functies zijn te gebruiken
2 : startstand: laat de sleutel los
nadat de motor is aangeslagen
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het
vastklikt.
9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
De elektronische sleutel moet in de
auto aanwezig zijn.
Contactslot in ingeschakelde stand
zonder de motor te starten
Druk op Start/Stop zonder het koppe‐
lings- of rempedaal te bedienen. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies werken.
Motor starten
Trap het koppelingspedaal en het
rempedaal in en druk op Start/Stop.
Laat de knop los wanneer de motor
aanslaat.
Motor af en contact uit
Druk in elke modus kort op
Start/Stop of wanneer de motor draait
en de auto stilstaat. Sommige func‐
ties blijven actief tot het bestuurders‐
portier wordt geopend, mits het
contact van tevoren aan was.
Uitschakelen in noodsituatie
tijdens het rijden
Als u de motor in een noodsituatie
tijdens het rijden moet uitschakelen,
kunt u vijf seconden op Start/Stop
drukken.