334
Rijden en bediening
Controlelamp A 3 120, m 3 120, C
3 120.
9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto
omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Inschakelen
De illustraties tonen verschillende
versies.
Druk op C om adaptieve cruise
control in te schakelen. C verschijnt
op het Driver Information Center.
Activeren door het instellen van
de snelheid
Adaptieve cruise control kan worden
geactiveerd bij snelheden van meer
dan 25 km/h bij auto's met automati‐
sche versnellingsbak of 30 km/h bij
auto's met handgeschakelde versnel‐
lingsbak. De maximale snelheid is
180 km/u.
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden.
Het symbool voor de adaptieve cruise
control C, de instelling voor afstand
tot voorligger en de ingestelde snel‐
heid worden weergegeven op het
Driver Information Center.
U kunt het gaspedaal loslaten. De
adaptieve cruise control blijft inge‐
schakeld tijdens het schakelen.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om harder dan
de ingestelde snelheid te rijden door
het gaspedaal in te trappen. Als het
gaspedaal wordt losgelaten, keert de
auto terug naar de gewenste afstand
als er een voorligger is die langzamer