28
Sleutels, portieren en ruiten
de elektronische sleutel in de buurt is.
De portieren blijven vergrendeld.
Achterklep 3 32.
Bediening met toetsen op de
elektronische sleutel
De centrale vergrendeling kan ook
worden bediend met de toetsen op de
elektronische sleutel.
Druk op c om te ontgrendelen.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk tweemaal op X om alleen de
elektrische achterklep te ontgrende‐
len en te openen. Om onbedoeld
openen van de achterklep te voorko‐
men, moet X langer worden inge‐
drukt dan bij het vergrendelen of
ontgrendelen.
Werking van afstandsbediening 3 25.
Passief vergrendelen
Automatisch vergrendelen 3 30.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 131 is geactiveerd.
Centrale vergrendelingsknoppen
Vergrendel of ontgrendel alle portie‐
ren, de bagageruimte en de tankklep
vanuit het interieur met een schake‐
laar in het paneel van het bestuur‐
dersportier.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Bediening met de sleutel bij een
storing in de centrale
vergrendeling
In geval van een storing, bijvoorbeeld
omdat de accu of de batterij van de
afstandsbediening/elektronische
sleutel leeg is, kunt u het bestuur‐
dersportier met de mechanische sleu‐
tel vergrendelen en ontgrendelen.
De slotcilinder in het bestuurderspor‐
tier wordt met een kap afgedekt.