9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog
altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan
worden geactiveerd.
Controleer het oliepeil voordat u de
hulp van een werkplaats inroept
3 379.
Te laag brandstofpeil
Y brandt of knippert geel.
Brandt
Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Instrumenten en bedieningsorganen
Tanken 3 368.
Katalysator 3 315.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 384.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 142.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 143.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie wordt geacti‐
veerd. Zie LED-koplampen 3 144.
LED-koplampen
f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem wordt overgeschakeld op
symmetrisch dimlicht.
Controlelampje f knippert gedurende
ongeveer vier seconden na het
inschakelen van het contact als herin‐
nering voor het symmetrische
dimlicht 3 144.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 149.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 149.
119