Wanneer het filter gereinigd moet
worden, maar de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐
ging toelieten, wordt dit aangegeven
met % en een waarschuwing in het
Driver Information Center.
% met een waarschuwing licht op
wanneer het roetfilter vol is. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
% met een waarschuwingsbericht
knippert als het roetfilter de maxi‐
mumbelading heeft bereikt. Start het
regeneratieproces onmiddellijk om
schade aan de motor te voorkomen.
Zelfregeneratie activeren
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal boven 2000 1/min. Zo nodig terug‐
schakelen. De reiniging van het roet‐
filter wordt dan gestart.
De reiniging verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware
belasting.
Controlelampje % dooft zodra de
regeneratie is afgerond. Blijf rijden tot
de regeneratie is voltooid.
Voorzichtig
Onderbreek wanneer mogelijk het
regeneratieproces niet. Blijf rijden
totdat het regenereren is voltooid
om onderhoud of reparaties door
een werkplaats te voorkomen.
Regeneratie niet mogelijk
Als regeneratie om bepaalde redenen
niet mogelijk is, licht Z op en
verschijnt er een waarschuwing op
het Driver Information Center. Het
motorvermogen is mogelijk
begrensd. Onmiddellijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Katalysator
De katalysator vermindert de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen.
Rijden en bediening
Voorzichtig
Brandstoffen van een andere
kwaliteit dan die zoals vermeld op
pagina's 3 366, 3 471 kunnen de
katalysator of elektronische
onderdelen beschadigen.
Brandstoffen van een andere
kwaliteit dan die zoals vermeld op
pagina's 3 366, 3 438 kunnen de
katalysator of elektronische
onderdelen beschadigen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de
startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of
slepen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige
motorloop, beperkingen van het
motorvermogen of andere ongewone
storingen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
315