5. Nieuw balgdeel in tussenstuk schuiven
en met moer (14) bevestigen (aan-
draaimomenten: tot PN 160 = 85 Nm,
tot PN 400 op aanvraag).
6. Nakijken, of de beide borgringen
(12.1) nog in de klepstangverlenging
liggen.
7. Schroefdraad van de klepstang met
smeermiddel (bestelnr. 8150-0119)
insmeren en de klepstang vast in de
klepstangverlenging (12) schroeven.
(aandraaimoment 50 Nm).
Weer samenbouwen
Na vervangen van klep, zitting en metalen
balg moeten voor het weer samenbouwen
eerst de afdichtringen (1.1 en 11.1) op
het tussenstuk (11) worden vervangen.
1. Tussenstuk (12) op het ventielhuis plaat-
sen en met een aandraaimoment van
500 Nm in het huis schroeven.
2. Verdraaiborging (5.6) zodanig op het
ventielhuis plaatsen, dat de bevesti-
gingsschroef (5.5) in het sleufgat valt,
aansluitend vastschroeven.
3. Bovendeel ventiel (5) over de klepstang-
verlenging op het tussenstuk (11) plaat-
sen en met een aandraaimoment van
120 Nm op het tussenstuk schroeven.
4. Verdraaiborging (15) zodanig op het
bovendeel van het ventiel plaatsen,
dat de bevestigingsschroef (16) in
het sleufgat valt, aansluitend vast-
schroeven.
1.1 Afdichtring
5
Bovendeel ventiel
5.2 Draadbus
5.3 Juk
5.4 Slagmoer
5.5 Schroef
5.6 Verdraaiborging
6
Klepstang
6.1 Koppelingsmoer
6.2 Contramoer
11
Tussenstuk
11.1 Afdichtring
12
Klepstangver-
lenging
12.1 Borgringen
13
Balgdeel
14
Moer
15
Verdraaiborging
16
Schroef
Uitvoering
met isoleer-
deel
Afb. 3 · Isoleerdeel- en balguitvoering
6.1
6.2
5.3
5.2
5.4
5
16
15
11.1
14
13
12
11
12.1
6
5.5
5.6
1.1
7