14. Juk (5.3) op het ventielhuis plaatsen
en met slagmoer (5.4) vastschroeven.
15. Aandrijving monteren en het aan-
vangs- en eindwaardebereik voor
het signaalbereik instellen zoals in
hoofdstuk 2 beschreven.
5.2 Vervangen van zitting en klep
Het verdient aanbeveling, bij het vervan-
gen van zitting en klep ook de stopbus-
pakking (4.2) te vervangen.
5.2.1 Klep
Voer dezelfde procedure uit als in par.
5.1 staat beschreven.
In plaats van de oude klep een nieuwe
klep met klepstang plaatsen.
Klepstang voor het plaatsen met smeermid-
del (bestelnr. 8150-0111) insmeren.
5.2.2 Zitting
Dezelfde procedure, als in par. 5.1 be-
schreven staat, uitvoeren maar daarnaast
ook de zitting (2) uitschroeven.
Nieuwe zitting (of eventueel weer de oude
zitting na een nabewerking of grondige
reiniging) op schroefdraad en afdicht-
conus met smeermiddel (bestelnr. 8150-
0119) insmeren en inschroeven (aandraai-
moment 180 Nm).
5.3 Vervangen van stopbuspakking, klep,
zitting en balg bij ventielen met isoleerdeel
of metaalbalgafdichting 5.3.1 Stopbus
1. Slagmoer (5.4) afschroeven en juk
(5.3) afnemen.
2. Moeren (6.1, 6.2) en draadbus (5.2)
afschroeven.
3. Schroef (16) uitdraaien en verdraaibor-
ging verwijderen.
4. Bovendeel ventiel (5) losschroeven
en over de klepstangverlenging (12)
aftrekken.
6
5. Stopbuspakking vervangen, zoals in
par. 5.1 staat beschreven.
5.3.2 Klep
1. Slagmoer (5.4) afschroeven en juk
(5.3) afnemen.
2. Schroef (5.5) uitdraaien en verdraai-
borging verwijderen.
3. Bovendeel ventiel (5) samen met het
isoleerdeel of het balgtussenstuk (11)
losschroeven en van het ventielhuis
afnemen.
Voor het uitschroeven van de klepstang (6)
uit de klepstangverlenging (12) is het no-
dig, dat koppelings- en borgmoeren (6.1
en 6.2) ten opzichte van elkaar worden
geborgd, zodat daar met een sleutel kan
worden tegengehouden.
Om bij de balguitvoering beschadigingen
te voorkomen, moet erop worden gelet,
dat er geen draaimoment op de balg,
die op het tussenstuk is geschroefd, wordt
overgedragen.
4. Op de nieuwe of oude, nabewerkte
klep (3) klepstang (6) met smeermiddel
(bestelnr. 8150-0111) insmeren.
5. Nakijken, of de beide borgringen
(12.1) nog in de klepstangverlen-
ging (12) liggen, dan de klepstang
vast in de klepstangverlenging (12)
schroeven.(aandraaimoment 50 Nm).
5.3.3 Metalen balg
1. Klepstang (6) met klep uit klepstangver-
lenging (12) als in par. 5.3.2 beschre-
ven staat uitschroeven.
2. Moer (14) met Samson-steeksleutel (be-
stelnr. 93252-0000-085) uitschroeven.
3. Balgdeel (13) met daaraan gelaste
klepstangverlenging uit tussenstuk (11)
trekken.
4. Afdichtoppervlakken op tussenstuk
schoonmaken.