Deze procedure moet uitgevoerd worden aan het einde van het maaiseizoen.
Zorg ervoor dat de accu volledig opgeladen is voor de winter en schakel vervolgens het
apparaat uit. Zie
de locatie van de schakelaar.
Winterklaar maken
Behalve het opladen van de accu (zie boven):
• Reinig de robot en plan een servicebeurt.
• Bewaar de robot op een droge, veilige en vorstvrije plek.
• Het is aanbevolen om het laadstation te beschermen met een afdakje of een dekzeil.
• Het is niet nodig om het laadstation uit te schakelen. Als het ingeschakeld is, dan zorgt dit
voor enige warmte.
Aan de start van het nieuwe seizoen
1.
Schakel de robot in.
2.
Controleer of de voeding naar het laadstation aangesloten is.
3.
Controleer de accuspanning van de accu. Het accuniveau wordt weergegeven op het
scherm van de gebruikersinterface.
4.
Start de robot en test of hij op de normale manier terugkeert naar het laadstation.
10.1.2 Vervangen van de messen
Hoe vaak de messen moeten worden vervangen hangt af van het type robot, het gebruik en
het terrein waarop hij werkt. Aangezien de staat van de messen erg belangrijk is om goed te
kunnen maaien, is het aanbevolen dat u dit onderdeel van uw robot na de installatie wekelijks
controleert alsook aan het begin van elk nieuw maaiseizoen.
De pantograaf zorgt ervoor dat het mes de glooiingen van het terrein kan volgen. Als de
pantograaf niet goed werkt, kunnen de messen bot worden of kapotgaan. De pantograaf moet
regelmatig gecontroleerd en gereinigd worden.
Er zijn een aantal manieren waarop u de levensduur van uw snijmessen kunt verlengen.
Maai lang gras niet in één maaibeurt. Hierdoor kan het lemmet van het mes voortijdig bot
worden. Het is aanbevolen om de maaihoogte 5 mm of 10 mm lager in te stellen dan de
hoogte van het gras en er meerdere keren overheen te gaan. Dit is met name belangrijk bij de
eerste maaibeurten van het seizoen.
Zorg ervoor dat het terrein vlak is. Als er grote gaten en hobbels op het terrein zijn, dan
kan de maaikop zich mogelijkerwijs niet voldoende aanpassen aan de oneffenheden in het
terrein en kunnen de messen de grond raken. Probeer het terrein vlak te maken en sluit zeer
oneffen gedeelten uit uit het maaigebied indien nodig.
Bij het laadstation kunnen wielsporen ontstaan. Daarom is het aanbevolen om de grond bij
het station vlak te maken of om er kunstgras te leggen.
Verwijder molshopen. Als de robots tegen een molshoop aanrijden, dan draaien de messen
langzamer of stoppen ze. Eenmaal voorbij de molshoop draait het mes weer aan de normale
snelheid. Door de weerstand van de ondergrond en het veranderen van de snelheden,
kunnen de schroeven loskomen (of kan het schroefgat beschadigd raken).
Vermijd kale plekken. Bij kale plekken in een met gras begroeide zone verandert de
rotatiesnelheid. Als de snelheid te vaak verandert, dan kunnen de scharnierpen en het
Big mow BM 2050 Gebruikershandleiding
Afbeelding 6: Onderdelen aan de onderkant van de robot
Versie: Release 4.5.0
Hoofdstuk 10 Service en onderhoud
(pagina 14) voor
Laatst bijgewerkt: 2022-10-11
79