4
Veiligheidsrichtlijnen voor het rijden
Veiligheidsrichtlijnen voor het rijden
Rijgedrag
Bestuurder moet zich tijdens het rijden binnen
het bedrijf aan de normale verkeersregels
houden. De rijsnelheden moeten worden aan-
gepast aan de rijomstandigheden.
Daarom dienen de bestuurders langzaam te
rijden:
In bochten
●
Door smalle doorgangen
●
Door klapdeuren
●
Op onoverzichtelijke plaatsen
●
Op een oneffen ondergrond
●
Zij moeten tevens:
Altijd een veilige remafstand tot voertuigen
●
en personen voor hen bewaren
Altijd de controle houden over de machine
●
Plotseling remmen voorkomen
●
Het snel nemen van bochten van 180° voor-
●
komen
Het inhalen op gevaarlijke of onoverzichte-
●
lijke plaatsen voorkomen
Het is verboden om de machine zittend op het
dashboard te besturen. De bestuurder moet
tegen de stoel rusten.
52
Deze machine is ontworpen voor gebruik als
een pallettruck. Dus:
De machine mag niet als opstap worden
●
gebruikt
De machine is niet berekend op het trans-
●
porteren van personen
De bestuurder moet zich te allen tijde in het
●
bestuurderscompartiment van de machine
bevinden
Blijf binnen de veiligheidszone (het door de
●
fabrikant vastgestelde werkgebied)
Zorg dat de stabiliteit van de machine be-
●
houden blijft. Zorg dat het maximale hefver-
mogen niet wordt overschreden.
Het gebruik van een mobieltje of radio is toe-
gestaan Gebruik deze echter niet tijdens het
rijden, omdat u erdoor kunt worden afgeleid.
Maak een testrit op open terrein.
Draag veiligheidsschoenen.
11548011659 NL - 02/2021 - 09
OPMERKING
Gebruik