Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE Inhoudsoverzicht Basiseisen betreffende de opstelling pagina 80-81 Toestelgegevens voor de schoorsteenberekening pagina 82-83 Minimale doorsnede schoorsteen / verse luchttoevoer pagina 84-85 Isolatiematerialen pagina Plaatsingsvoorschriften pagina 87-91 6. Plaatsing van de inbouwhaard pagina 92-96 7. Aansluiting aan ceramische kanalen pagina 97-98 8.
Pagina 2
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE In acht te nemen voorschriften De inzethaarden van Rüegg zijn goedgekeurd en erkend volgens DIN EN13229. Deze gebruiksaanwijzing werd samengesteld op basis van het Zwitserse "Docu- ment over de regels der kunst" van de VHP, versie 1.1 en de geldige Duitse voor- schriften.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 1. Basiseisen betreffende de opstelling 1.1 Opstellingsruimte Open haarden mogen niet geplaatst worden: - in traphallen, tenzij er niet meer dan 2 woningen in het gebouw zijn. - in voor iedereen toegankelijke entrees - in ruimtes, waarin lichtontvlambare of explosieve stoffen of mengsels verwerkt, bewaard of gemaakt worden - in ruimtes of woningen die dmv beluchtingsinstallaties of luchtverwarming met behulp van ventilatoren ontlucht worden, tenzij een gevaarloos functio-...
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE Deze aanvoerleidingen moeten eveneens volgens de geldige brandveilig- heidsvoorschriften aangelegd worden indien ze via verschillende verdiepin- gen lopen. 1.3 Schoorsteen / rookkanaal De inbouwhaarden kunnen ook met een zelfsluitende deur uitgerust en vol- gens EN 13229 omschrijving A1» gekeurd zijn. Dus kunnen deze inbouw- haarden aangesloten worden op een schoorsteen/rookkanaal (indien meer- voudige aansluiting mogelijk) bestemd voor meerdere aansluitingen.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 3.1. Schoorsteen/rookkanaal Als fabrikant van inbouwhaarden kunnen wij bij nieuwe, 3- schalige schoorstenen/rookkanalen de volgende afwijkingen goedkeuren / aanbevelen: - 180 mm, 200 mm schoorsteen-/rookkanaaldoorsneden mogen vanaf 8 m effectieve schoorsteen-/rookkanaallengte met 20 mm gereduceerd worden - 250 mm schoorsteen-/rookkanaaldoorsnede mag vanaf 8 m effectieve schoorsteen-/rookkanaallengte met 50 mm gereduceerd worden - 160 mm, 180 mm schoorsteen-/rookkanaaldoorsneden bij...
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 4. Isolatiematerialen De inbouwhaarden in een haardinstallatie dienen steeds te worden voorzien van een warmte-isolatie ten opzichte van de wanden, vloeren en plafonds van het gebouw. Als een haardinstallatie bij brandbare of te beschermen wanden, vloeren en plafonds van een gebouw is gebouwd, moet deze warmte-isolatie voldoen aan de hoogste eisen (zie inbouwvoorschriften).
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 5.1. Verbindingsstuk (rookgasbuis) Materiaal: stalen plaat minstens 2 mm dik; chroomsta- len plaat, materiaaldikte ≥ 1 mm (of volgens aanwij- zingen van de fabrikant); verbindingsstuk van chamot- te voor huisschoorstenen/-rookkanalen. Loopt het verbindingsstuk [2] door bouwelement met ontvlambare materialen, bijv. te beschermen wanden [7], dan moet het verbindingsstuk worden omhuld met mineraal materiaal, bijv.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE De apparaatbekleding [12] / mantel [16] moet even- eens met een isolatielaag beschermd zijn. De bekle- ding hoeft niet beschermd te worden, als de open haard zo gemaakt is dat de vrije oppervlakken van de bekleding en de oppervlakken van de nissen voor de brandstofopslag niet warmer kunnen worden dan 85°C.
Pagina 13
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 5.6. Uitzettingsvoegen Tussen de inbouwhaard [1] en bekleding [12]/ mantel [16] mag geen directe verbinding bestaan. Dus moe- ten alle contactplaatsen tussen apparaat en bekleding met een afdichtingstape (glasvezeltape) gescheiden worden. Het draagkader [20] mag niet op het apparaat rusten of aan deze vastgeschroefd resp.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 5.9. Convectiestroming De doorsnede voor de luchttoevoeropening [14] en de luchtafvoeropening [15] moet steeds 700 cm² bedra- gen, minstens echter 350 cm². Minstens 200 cm² van de luchttoevoer- en luchtaf- voeropening mogen niet afsluitbaar zijn. In een gebied van 30 cm naast en 50 cm boven de luchtafvoeropeningen [15] mogen zich geen brandba- re materialen, bijv.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 6. Plaatsingsvoorschriften 6.1. Functiecontrole / voorbereiding Bij de schoorsteentrekapparaten moet de rood be- schilderde transportbeveiligingsschroef (1) verwij- derd worden. Controleer voor de apparaatmontage de afzonderlijke functie-elementen zoals: - Schoorsteentrek - Zijwaarts zwenken van de deur - Gemakkelijk bedienen van de deurvergrendeling - Functie van de verbrandingsluchtklep Verwijder de gebruiksaanwijzing uit de stookplaats en geef deze met de benodigde instructies aan de ex-...
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 6.4. Aansluiting verbrandingsluchttoevoer Aansluiten dmv flexibele buizen Ø 125 mm, op de aansluitkraag aan de onderzijde van het toestel. Deze leiding leidt naar buiten of naar de opstellings- ruimte, als aan deze volgens de voorschriften vol- doende verse-/verbrandingslucht kan toegevoerd worden.
Pagina 17
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 6.7. Rookgasaansluiting justeren van de rookgaskoepel: - Door de rookgaskoepel (1) 360° te draaien, kan de- ze in iedere positie vastgezet worden. Aansluitend bevestigingsschroeven (2) goed aandraaien. - Door het verdraaien van de rookgasaansluitkraag kan deze in een positie tussen vertikaal of 20° ingesteld worden.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 6.9. Warme luchtaanvoeropeningen een vrije uitstroom van minstens 700 cm² voorzien, waarvan minstens 200 cm² niet afsluitbaar moeten zijn. 6.10. Bekleding Alzijdig rondlopend uitzettingstape van glasvezel in- leggen, tussen apparaat en bekleding, evenals tussen draagkader en bekleding. Deze scheiding moet abso- luut doorlopend zijn.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 6.14. Externe ventilatorbox alleen voor HK met convectieluchtmantel (optioneel) Voor een betere verdeling van de warme lucht bijv. voor meerdere ruimten of voor een kleine hypo- caustum met zitbank kan ook de "externe ventilator- box" (3) aangesloten worden. De juiste plaatsings- voorschriften zitten bij elke set.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 7. Aansluiting aan een ceramisch kanaal De voorheen vermelde gegevens betreffende inbouw- voorschriften (p. 87-91) en plaatsingsrichtlijnen (p. 92- Directe 96) blijven geldig (zie ook isolatie, veiligheidsafstan- den en rookgasaansluiting) Deze toestelserie is eveneens speciaal voorzien voor een aansluiting aan ceramische kanalen. Het functio- neren zonder belemmeringen is echter alleen ge- waarborgd, indien op volgende punten worden gelet: Keramische...
Pagina 21
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE minerale materialen bestaan, die rookgasdicht ver- werkt worden. De opstelvloer moet voldoende belast- baar en hittebestendig zijn, en moet volgens het hoofdstuk „bescherming van de opstelvloer“ geïso- leerd worden. De rookgasaansluiting aan het kanaal dient via stalen buizen met steekverbindingen rookgasdicht te gebeu- ren.
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 8. Mars 570 K met ceramisch kanaal (bvb met KMS-Systeem) Vooraanzicht Warmte-isolatie Beschermwand Vloer Voorbeeld met KMS-trekmodule stenen Verbrandingsluchtklep Kromming 90° met afdekkap Doorsnede...
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 9. Accumulatie-installaties 9.1. Algemeen In moderne huizen met een lage energiebehoefte, is de plaatsing van een haard met een laag vermogen vereist. De haarden van dergelijke installaties worden omhuld met een gemetselde accumulatiemantel en dan bekleed met een keramische stralingsombouw (stralingspanelen, keramische tegels, enz.). De holte tussen de haard en de bekleding en interne accumulatiemantel wordt tijdens de werking verwarmd.
Pagina 24
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE Ontvlambare omgeving Vloer: De stelpootjes van de haard moeten rechtstreeks op een dragende ondergrond rusten. De installatievloer onder de inbouwhaard moet binnen de bekleding met een 12 cm dikke betonnen plaat afgedekt zijn. Tussen de inbouwhaard en de betonnen plaat moet een 10 cm dikke isolatielaag aangebracht worden.
Pagina 25
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE Onontvlambare omgeving Vloer: De stelpootjes van de haard moeten rechtstreeks op een dragende ondergrond rusten. Tussen de inbouwhaard en de vloer moet een 6 cm dikke isolatielaag aangebracht worden. Zij- en achterwand: De beschermmuur vervalt. De bescherming bestaat uit een isolatielaag van minstens 6 cm dik.
Pagina 26
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 9.4. Accumulatiemantel De mantel wordt gemaakt van accumulatieplaten. Hij moet op compacte wijze rond de haard gebouwd worden. Het gebruikte materiaal moet de volgende eigenschappen hebben: Hoge dichtheid (≈ 2,8 kg/dm3) Goed geleidingsvermogen Hoge thermische weerstand De afstand tussen de haard en de accumulatiemantel moet ca. 2 tot 4 cm bedragen.
Pagina 27
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE Het minimaal vereiste bekledingsoppervlak heeft de volgende verhoudingen t.o.v. het nominale verwarmingsvermogen : bekledingsoppervlak Indien het om technische redenen niet mogelijk is dit optimale bekle- dingsoppervlak te respecteren, moet er een instelbaar warme luchtrooster in de ombouw van het apparaat geplaatst worden.
Pagina 28
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 10. Uranus & Neptun HK Stil – aansluiting van de beluchtings- 1. aan de gewenste zijde het geperforeerde gedeelte (a) wegslaan met een hamer en de twee lippen (B) naar buiten buigen. De verse luchtklep (C) kan nu met de bijgevoegde plaatschroeven in eender welke richting op de aansluitdoos (D) bevestigd worden.
Pagina 29
Plaatsingsvoorschrift SMART-LINE 11. Plaatsing typeplaatje Plaatsing van de typeplaatjes K-apparaten onder askast/inlegsteen HK-apparaten onder inlegsteen rond HK-apparaten Rechtsboven de deur op de plaat (slot- vlak kant) Voorbeeld van een typeplaatje (zonder waarden):...