Autofocus
Als autofocus wordt geactiveerd, dan stelt de camcorder continu scherp op het onderwerp in het
midden van het scherm. Het scherpstelbereik is 1 cm (bij maximale groothoek, gemeten vanaf de
voorzijde van de lenscilinder) tot G en 60 cm (in het gehele zoombereik, gemeten vanaf de voorzijde
van de lenscilinder) tot G. Voer de volgende procedure uit om de snelheid van de autofocus in te stellen.
Bedieningsstanden:
: Druk op B.
1
en
2 Open het scherm [AF-modus].
>
>
[FUNC.]
[MENU]
3 Raak de gewenste optie aan en raak vervolgens [X] aan.
• Het pictogram van de geselecteerde optie verschijnt op het
scherm.
Opties
(
Standaardwaarde)
[= Instant AF]
Stelt de autofocus in op Instant AF. Er wordt scherp gesteld met de hoogste
snelheid. Deze stand is erg handig wanneer u opnamen maakt onder omstandigheden met veel of
weinig licht. Deze stand maakt gebruik van zowel het TTL-systeem als een externe sensor om scherp
te stellen.
? [
[
Normale AF]
Stelt de autofocus in op Normale AF. De camcorder stelt soepeler scherp op het
onderwerp dan bij gebruik van de optie [= Instant AF]. Deze stand maakt gebruik van zowel het
TTL-systeem als een externe sensor om scherp te stellen.
[@ Normaal AF]
Stelt de autofocus in op Normaal AF. Het autofocusproces wordt uitgevoerd met
een stabiele snelheid.
OPMERKINGEN
• Als u opnamen maakt in een heldere omgeving, dan wordt door de camcorder het diafragma
gesloten. Dit kan tot wazigheid in het beeld leiden, wat sterker wordt aan het groothoekuiteinde van
het zoombereik. Selecteer in dat geval, in de stand
[' Programma AE], [‚ Sluiter-voork.AE], [" Diafr.-voork.AE] of [n Handm. belichting] en stel
p
>
[ND-filter] in op [k Auto].
• Als u voor p
>
[= Instant AF] en [? Normale AF] niet beschikbaar.
• Bij autofocus duurt het langer om scherp te stellen wanneer de beeldsnelheid PF25.00 of 25.00P is
dan wanneer de beeldsnelheid 50.00P of 50.00i is.
• Als u opnamen maakt onder donkere omstandigheden, versmalt het scherpstelbereik en kan het
beeld wazig worden.
• Bij gebruik van autofocus kunt u aan de scherpstel-/zoomring draaien om handmatig scherp te stellen.
Als u stopt met aan de ring te draaien, dan keert de camcorder terug naar de autofocus. Dit komt
bijvoorbeeld van pas als u scherp wilt stellen op een onderwerp aan de andere kant van een raam.
• Als het opnameprogramma ingesteld is op [Š Vuurwerk], dan wordt de scherpstelling ingesteld op
G en kan deze niet worden gewijzigd.
p
>
[AF-modus]
[Conversielens] een andere instelling dan [j Uit] selecteert, zijn de opties
en
, het opnameprogramma
Scherpstelling
53