Locatie
8. Terwijl u op het FLP en met het gezicht naar de boormachine staat, is het mogelijk om het FLP met het
RLP op één lijn te richten. Deze aslijn staat onder een hoek van 90° (loodrecht) op de LL. Waar deze
aslijn de LL kruist, bevindt de zender zich in de grond.
9. Plaats de ontvanger op de kruising van de LL met de lijn tussen het RLP en het FLP, en u bevindt zich
boven de zender. Van hieruit kunt u de diepte van de zender bepalen door gewoon de drukknop in te
drukken. Tevens ziet u de ultrasone instelling, alsmede de nikkel-cadmiumbatterijstatus van de
ontvanger in de linker benedenhoek.
SH
Wanneer u er de voorkeur aan geeft om de zender te lokaliseren door vóór de zender met het gezicht naar
de boor te staan, dan kunt u dezelfde techniek toepassen als hierboven omschreven. U vindt echter eerst
het FLP, daarna de LL en tenslotte het RLP. Vergeet niet dat u eerst het referentiesignaal op het FLP moet
vastleggen (i.p.v. op het RLP) wanneer u de locatiemethode vanaf de voorkant volgt, met het gezicht naar
de boormachine.
Het is niet altijd nodig om beide locatiepunten (RLP en FLP) op te zoeken. Voor de meest nauwkeurige
lokalisatie raden wij echter aan, dat u zowel het FLP als het RLP bepaalt. De verbindingslijn tussen het
FLP en het RLP geeft u de richting van de boorkop en tevens de ondergrondse positie daarvan. Informatie
omtrent de richting kan bijzonder nuttig zijn wanneer de boorkop iets tegenkomt, dat deze naar links of
naar rechts doet afwijken – en daardoor een andere richting gaat volgen.
DCI raadt het lokaliseren van de zender d.m.v. de pieksignaal-methode af.
LET OP:
Het is van groot belang de ontvanger nauwkeurig te plaatsen. De aflezing van de
diepte kan onnauwkeurigheden vertonen wanneer de ontvanger niet recht boven de
boorkop is geplaatst.
42
R
Eclipse-diepteweergave
Werkelijke positie
van ontvanger en
zender
®
®
DigiTrak
Eclipse
Bedieningshandleiding
®