Instrumenten
Werking van het TC-controlelampje
TC ingeschakeld:
• Bij normale rijomstandigheden blijft
het controlelampje uit.
• Het controlelampje knippert snel
wanneer het tractiecontrolesysteem
bezig
is
om
achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op een natte of gladde
weg.
TC uitgeschakeld:
Het controlelampje gaat niet branden. In
plaats daarvan gaat het waarschu-
wingslampje 'TC uitgeschakeld' branden
(zie pagina 64).
Let op:
•
Tractiecontrole werkt niet in geval
van een storing aan het ABS-
systeem. In dat geval branden de
waarschuwingslampjes voor de ABS
en
tractiecontrole
storingslampje.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje voor
uitgeschakelde TC mag alleen gaan
branden bij een storing of als de
tractiecontrole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
met
het
tractiecontrolesysteem
opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
64
slippen
van
het
en
het
is
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzer-
schakelaar naar links of naar rechts
wordt gedraaid, knippert het bijbehoren-
de waarschuwingslampje in hetzelfde
tempo als de richtingaanwijzer.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact in de stand PARKEREN
wordt geschakeld, tot de alarmknipper-
lichtschakelaar weer wordt ingedrukt.
Grootlichtschakelaar
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimschakelaar op
grootlicht
is
ingesteld,
waarschuwingslampje
branden.
Lampje laag brandstofpeil
Het controlelampje Laag brand-
stofpeil gaat branden wanneer er nog
circa 4,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
gaat
het
voor
grootlicht