Volgende wijzigingen zijn in de binnen-
ste temperatuurindicator merkbaar als
u op de toetsen drukt:
– Een keer drukken: De laatst
gewenste temperatuurwaarde
wordt knipperend aangegeven.
– Telkens u nogmaals drukt:
De temperatuurwaarde verandert in
stappen van 1 °C.
– Toets ingedrukt houden: De tempera-
tuurwaarde wijzigt constant.
Ongeveer 5 seconden nadat u de
laatste keer op de toets heeft gedrukt,
geeft de temperatuurindicator automa-
tisch de effectieve temperatuurwaarde
aan die momenteel in de koel- of vries-
zone heerst.
Als u de temperatuur heeft gewijzigd,
controleert u de temperatuurindicator na
ca. 6 uur als er weinig voedsel in het
toestel zit en na ca. 24 uur als het toe-
stel volledig gevuld is. Pas dan is de
effectieve temperatuur ingesteld. Als de
temperatuur na die tijd nog te hoog of te
laag is, stelt u de temperatuur opnieuw
in.
Mogelijke instelwaarden voor de
temperatuur
De temperatuur kan als volgt worden
ingesteld:
– In de koelzone van 2 °C tot 11 °C
– In de vrieszone van -14 °C tot -28 °C
Het bereiken van de laagste tempera-
tuur is afhankelijk van de opstelplaats
en van de omgevingstemperatuur. Bij
een hoge omgevingstemperatuur kan
De juiste temperatuur
de laagste temperatuur niet altijd wor-
den bereikt.
Temperatuurindicatoren
De temperatuurindicatoren geven
tijdens normale werking de temperatuur
aan in het midden van de koelzone en
de warmste plaats in de vrieszone.
Als de temperaturen in het toestel niet
binnen het mogelijke bereik van de
temperatuurindicatoren liggen (voor
koelzone boven 0 °C, voor vrieszone
onder 0 °C), knipperen streepjes in de
temperatuurindicatoren.
De temperatuurindicatoren knipperen
als
– een andere temperatuur wordt inge-
steld,
– de temperatuur in het toestel met
verschillende graden gestegen is,
om koudeverlies aan te geven.
Een kortstondig koudeverlies vormt
geen probleem als dit ontstaat omdat
– de deur van het toestel één keer ge-
durende lange tijd geopend blijft,
bijv. om grote hoeveelheden levens-
middelen in of uit het toestel te halen,
– u verse levensmiddelen invriest.
Als de temperatuur in de vrieszone ge-
durende langere tijd warmer is dan -18
°C, gaat u na of de ingevroren levens-
middelen gedeeltelijk of volledig ont-
dooid zijn. In dit geval dient u deze le-
vensmiddelen zo snel mogelijk te ver-
bruiken!
21