communicatie
tussen het
bedienings-
paneel en de
printplaat van
het
binnendeel, of
de printplaat
van de
buitendeel is
defect.
F27
Storing
EEPROM
binnendeel
F28
Storing terug-
koppelings-
signaal
waterpomp
PWM
F29
Storing
mengventiel 1
F30
Storing
mengventiel 2
Beveilig
S01
Antivries-
ing
bescherming
koeling
binnendeel
S02
Debiet te laag
13
De warmtepomp blijft
werken.
14
De warmtepomp blijft
werken.
17
De warmtepomp blijft
werken, de uitvoer van
het mengventiel wordt
ingesteld op 0.
18
De warmtepomp blijft
werken, de uitvoer van
mengventiel 2 wordt
ingesteld op 0
Het toerental van de
compressor wordt
verlaagd of de
compressor wordt
stilgezet.
Compressor wordt
stilgezet.
Installatiehandleiding HP-S 110/130 V1.14 | 01-02528
buitendeel. Controleer de
kabelverbinding. Controleer of de
laatste drie schakelaars op de
voedingsplaat van de buitendeel
zijn ingesteld op 001; of de vier
schakelaars op de printplaat van
het binnendeel zijn ingesteld op
1000. De normale werking van de
warmtepomp wordt automatisch
hervat wanneer de communicatie
is hersteld.
Sluit de stroomtoevoer af en
verbind CN213-5 en CN213-6 met
elkaar, herstart de warmtepomp,
sluit de stroomtoevoer af en maak
de verbinding ongedaan. Vervang
de printplaat van het binnendeel
als dit niet helpt.
Controleer de kabel die is
aangesloten op de waterpomp;
controleer de voeding van de
waterpomp; controleer of de
waterpomp misschien defect is.
Controleer de kabel die is
aangesloten op mengventiel MV1;
controleer de spanning van het
uitgangssignaal van de printplaat;
controleer of mengventiel MV1
misschien defect is.
Controleer de kabel die is
aangesloten op mengventiel MV2;
controleer de spanning van het
uitgangssignaal van de printplaat;
controleer of mengventiel MV2
misschien defect is.
Het toerental van de compressor
wordt verlaagd als de
spiraaltemperatuur lager is dan
2 ℃; de compressor wordt stilgezet
als de spiraaltemperatuur lager is
dan -1 ℃; de compressor wordt
herstart als de spiraaltemperatuur
hoger is dan 6 ℃.1. Controleer of
de ingestelde koeltemperatuur
misschien te laag is; of het debiet
van het systeem te laag is;
controleer het watersysteem en
met name het filter. 2. Controleer
of het systeem genoeg
koudemiddel bevat door de
verdampingsdruk te meten. 3.
Controleer of de
buitentemperatuur lager is dan
15 ℃.
Het debiet in het systeem is lager
dan is toegestaan. Controleer het
watersysteem en met name het
94