1.02: ∆T herstart verwarmen/koelen
Via deze parameter stelt u de temperatuur in waarbij de warmtepomp wordt herstart. De warmtepomp start
wanneer de watertemperatuur zakt onder [T
koelbedrijf.
Voorbeeld: In verwarmingsbedrijf is T
Wanneer de watertemperatuur hoger is dan 37⁰C (T
Als de warmtepomp is gestopt en de watertemperatuur daalt onder de 34⁰C [T
worden herstart.
1.03: ∆T terugmoduleren compressor verwarmen/koelen
Door middel van deze parameter stelt u een temperatuur in vanaf waar de compressor start met terug toeren.
Met deze instelling kunt u een optimale balans tussen comfort en energiebesparing bewerkstelligen.
Als deze waarde te laag is, wordt het toerental van de compressor te snel verlaagd als de ruimte (of
aanvoertemperatuur) nog niet warm (of koud) genoeg is.
Als deze waarde te hoog is, wordt het toerental van de compressor niet snel genoegd verlaagd, zelfs als de
ruimte al warm (of koud) genoeg is.
Met deze instelling geeft u dus aan welk temperatuurbereik u voor uw warmtepomp wilt gebruiken.
Werking:
•
De compressor draait altijd met het maximaal toelaatbare toerental als de watertemperatuur lager is
dan [T
- 1.03] (verwarmingsbedrijf) of hoger dan [T
set
•
Wanneer de huidige temperatuur tussen [T
(koelbedrijf), wordt het toerental van de compressor aangepast in functie van het totale
verwarmingsvermogen en de verwarmingsbelasting van het systeem.
Voorbeeld: In verwarmingsbedrijf is T
snelheid draait om zo snel mogelijk de temperatuur van 46 ⁰C te bereiken. Daarna wordt het toerental van de
compressor verlaagd.
Als de compressor met het laagste toelaatbare toerental werkt, terwijl de watertemperatuur nog steeds hoger
is dan [T
+ 1.01], wordt de warmtepomp stilgezet.
set
Opmerking: Hoe meer bufferend vermogen zich in het CV-systeem bevind, des te kleiner kan 1.03 ingesteld
worden.
1.04: Aanvoertemperatuur setpoint bij koelen
Met deze parameter kunt u de ideale aanvoertemperatuur voor koelbedrijf instellen.
1.05: Stooklijn
Door deze functie aan te vinken geeft u aan de stooklijnfunctie te willen gebruiken. De warmtepomp zal de
ingestelde aanvoertemperatuur maken bij de bijbehorende buitentemperatuur (zie 1.06 tot 1.15).
Als u geen stooklijn wilt gebruiken, vink dan 1.05 niet aan; vervolgens kunt u een vaste watertemperatuur in
verwarmingsbedrijf instellen met de parameter 1.19 " Aanvoertemperatuur verwarmen (zonder stooklijn)".
Wanneer 1.05 is aangevinkt, kunt u de gewenste stooklijn voor de woning instellen met behulp van de
parameter 1.06 tot en met 1.15.
1.06 Buitentemperatuur 1
1.07 Buitentemperatuur 2
1.08 Buitentemperatuur 3
1.09 Buitentemperatuur 4
1.10 Buitentemperatuur 5
- 1.02] in verwarmingsbedrijf, resp. stijgt boven [T
set
= 35⁰C, 1.01 = 2⁰C en 1.02 = 1⁰C.
set
+ 1.01), stopt de warmtepomp.
set
set
- 1.03, T
set
= 48⁰C en 1.03 = 2⁰C. Dit betekend dat de compressor op maximale
set
Installatiehandleiding HP-S 110/130 V1.14 | 01-02528
- 1.02], zal de warmtepomp
set
+ 1.03] (koelbedrijf).
] ligt (verwarmingsbedrijf) of [T
set
+ 1.02] in
set
, T
+ 1.03]
set
set
54