2.8 Aansluiting waterzijdig
Sluit na de installatie van de warmtepomp de waterinlaat- en wateruitlaatleidingen aan volgens de ter plaatse
geldende voorschriften.
Reinig, ontvet en ontbraam de leidingen voor gebruik.
Voer, na installatie, een druktest uit.
1: Filter en inlaatcombinatie
Installeer een draadgaasfilter vóór de waterinlaat van de warmtepomp en het voorraadvat om de
waterkwaliteit te waarborgen. Zorg ervoor dat het draadgaas van het waterfilter naar beneden is gericht. Het is
raadzaam een afsluiter te plaatsen aan beide kanten van het filter om het reinigen of vervangen van het filter
te vereenvoudigen.
Vergeet ook geen (Itho daalderop)-inlaatcombinatie te plaatsen.
Aansluiten op
watertank
Inlaatcombinatie
Afvoerpijp
2: Isolatie
Alle warmwaterleidingen moeten naar behoren zijn geïsoleerd. Het isolatiemateriaal moet stevig rond de
leidingen zijn gewikkeld. Houd rekening met de bereikbaarheid van bepaalde onderdelen in de installatie.
Zorg voor voldoende waterdruk in de CV-installatie. Als de waterdruk niet voldoende is voor een behoorlijke
doorstroming in het systeem, moet u een extra waterpomp installeren om de opvoerhoogte te vergroten.
3: Vereiste waterkwaliteit
Waterkwaliteit
Zuurgraad (pH]
Ijzergehalte (Fe)
Chloorgehalte (Cl)
Geleidbaarheid
Hardheid
Chemische toevoegingen
Als de waterkwaliteit of het debiet ontoereikend is, kan er zich aanslag in de leidingen vormen of kunnen de
leidingen na verloop van tijd verstopt raken. In geval van verstopping neemt het koel- of
verwarmingsrendement af of stopt warmtepomp met werken.
Filter
Kogelkraan
7-8,5
<0,2 mg/l
<150 mg/l
<125mS/m
3-12⁰ dH/5-22⁰ fH/0,53-2,14 mmol/l CaCo
Niet toegestaan
Installatiehandleiding HP-S 110/130 V1.14 | 01-02528
Inlaat waterleiding
3
46