Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Controles Voorafgaand Aan De Inbedrijfstelling; Waterleiding Aansluitingen; Voorzorgsmaatregelen En Aanbevelingen - Carrier 30RBV17 Instructies Voor Installatie

Inhoudsopgave

Advertenties

2 - INSTALLATIE VAN HET APPARAAT

2.2.4 - Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling

Vóór de opstart van het koelsysteem moet de gehele installatie,
i n c l u s i e f h e t k o e l s y s t e e m w o r d e n v e r g e l e k e n m e t d e
installatietekeningen, maatschetsen, systeem leidingwerk en
instrumentatie tekeningen en de elektrische schema's.
Houd u tijdens deze controles aan de nationale verordeningen.
Raadpleeg de norm EN 378 ISO5149 als volgt indien de nationale
voorschriften geen details bevatten:
Externe visuele installatiecontroles:
• Zorg ervoor dat de machine is gevuld met koudemiddel.
Controleer op de kenplaat van het apparaat of het
'getransporteerde medium' R-410A is en geen stikstof.
• Vergelijk de totale installatie met de koelsysteem- en elektrische
schema's.
• Controleer of alle onderdelen voldoen aan de ontwerpspecificaties.
• Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen en documenten die
verstrekt zijn door de fabrikant (maatschetsen, leidingen- en
instrumentenschema (PID), verklaringen, enz.) om te voldoen
aan de voorschriften, aanwezig zijn.
• Controleer of alle beveiligingen en milieubeschermende
voorzieningen en maatregelen, die door de fabrikant zijn geleverd
om te voldoen aan de regelgeving, aanwezig en in orde zijn.
• Verifieer dat alle documenten voor drukvaten, certificaten,
naamplaten, dossiers, handleidingen, verstrekt door de fabrikant
om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig zijn.
• Controleer of de toegangsroute tot het apparaat en de
vluchtwegen vrij zijn.
• Verifieer de instructies en richtlijnen ter voorkoming van het
opzettelijk verwijderen van koudemiddelgassen.
• Controleer de montage van de aansluitingen.
• Controleer de steunen en bevestigingsmiddelen (materialen,
ligging en aansluiting).
• Controleer de kwaliteit van lassen en andere verbindingen.
• Controleer de bescherming tegen mechanische beschadigingen.
• Controleer de bescherming tegen warmte.
• Controleer de bescherming van bewegende delen.
• Controleer de toegankelijkheid voor onderhoud of reparaties en
voor het controleren van de leidingen.
• Controleer de status van de ventielen.
• Controleer de kwaliteit van de warmte-isolatie en de
dampschermen.
2.3 - Waterleiding aansluitingen
Zie de met de warmtewisselaar meegeleverde maatschetsen voor de
grootte en plaats van alle waterintrede- en uittrede aansluitingen. De
waterleidingen mogen geen radiale of axiale torsie op de
warmtewisselaars uitoefenen of trillingen overbrengen op het
leidingwerk of het gebouw.
De kwaliteit van het toevoerwater moet worden geanalyseerd. Zo
nodig kan het water worden voorbehandeld of kunnen filters,
regelapparatuur, uitschakel- en aftapventielen worden ingebouwd om
corrosie (bijvoorbeeld: schade aan de bescherming van het
leidingoppervlak als de vloeistof is verontreinigd)., verstopping en
beschadiging van de pomponderdelen te voorkomen.
Controleer vóór de inbedrijfstelling dat de warmtewisselaar geschikt
is voor de materialen en de coating van het watercircuit.
Controleer, in geval van toevoeging van additieven of andere vloeistoffen
anders dan die door de fabrikant worden aanbevolen, dat de vloeistoffen
niet als gassen worden beschouwd, en dat ze behoren tot klasse 2, zoals
gedefinieerd in richtlijn 2014/68/EU.
Aanbevelingen voor warmtewisselaar vloeistoffen:
• Geen NH
-ionen (ammoniumionen) in het water, deze zijn
4+
namelijk zeer schadelijk voor koper. Dit is een van de bepalende
factoren voor de levensduur van koperen leidingen. Zelfs door
enkele tienden ppm wordt het koper in de loop der tijd ernstig
gecorrodeerd.
• Cl
ionen zijn schadelijk voor koper met het risico van perforaties
-
als gevolg van corrosie. Indien mogelijk onder 10 mg/l houden.
20
• SO
Sulfaationen kunnen perforatie door corrosie veroorzaken
2-
4
als hun concentratie hoger is dan 30 mg/l.
• Geen fluorionen (<0,1 mg/l).
• Er mogen geen Fe
- en Fe
2+
gehaltes opgeloste zuurstof aanwezig zijn. Opgelost ijzer < 5
mg/l met opgeloste zuurstof < 5 mg/l.
• Opgelost silicium: silicium is een zuur element van water en kan
ook tot corrosie leiden. Gehalte < 1 mg/l.
• Waterhardheid: >0,5 mmol/l. De aanbevolen waarde ligt tussen 1 en
2,5 mmol/l. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die de corrosie van
koper kan beperken. Te hoge waarden kunnen in de loop der tijd
leiden tot verstopping van de leidingen. Een totale alkalimetrititer
(TAC) onder 100 is wenselijk.
• Opgeloste zuurstof: vermijd plotselinge wijzigingen in het
zuurstofgehalte in het water. Het verlagen van het zuurstofgehalte
door het water te mengen met inert gas en het verhogen van het
zuurstofgehalte door het te mengen met zuivere zuurstof zijn
beide even schadelijk. Het verstoren van de zuurstoftoevoercondities
leidt tot destabilisatie van koperhydroxiden en vergroting van
deeltjes.
• Elektrische geleidbaarheid: 0,001-0,06 S/m (10-600 µS/cm).
• pH: ideale situatie pH neutraal bij 20-25°C (7 < pH < 8).
LET OP:
Vullen, bijvullen of aftappen van het watercircuit mag alleen
worden uitgevoed door gekwalificeerd personeel met behulp van
ontluchters en materialen die geschikt zijn voor het product.
Benodigdheden voor het vullen van het watercircuit zijn niet
meegeleverd.
Het vullen en verwijderen van warmteoverdrachtsvloeistoffen
moet gebeuren met inrichtingen die door de installateur in het
watercircuit moeten worden opgenomen. Gebruik de
warmtewisselaars van het apparaat nooit voor het toevoegen van
warmteoverdrachtsvloeistof.
LET OP:
Het gebruik van apparaten in een open systeem is verboden.
2.3.1 - Voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen
Bij het ontwerp van het watercircuit moet er rekening mee worden
gehouden dat er zo min mogelijk bochten en horizontale leidingen op
verschillende niveaus voorkomen. Hieronder zijn de belangrijkste
punten die moeten worden gecontroleerd voor de aansluiting.
• Houd rekening met de waterintrede- en -uittredeaansluitingen
op het apparaat.
• Monteer handbediende of automatische ontluchtingsafsluiters
op alle hoge punten in het circuit.
• Gebruik een drukbegrenzer om de druk in het/de circuit(s) te
handhaven en monteer een overdrukventiel en een expansievat.
apparaten met hydromodule hebben een veerveiligheid en een
expansievat (indien de optie is gekozen).
• M o n t e e r t h e r m o m e t e r s i n d e w a t e r i n t r e d e - e n
-uittredeaansluitingen.
• Monteer aftapkranen op alle lage punten om het gehele circuit
te kunnen aftappen.
• Monteer stopkranen bij de waterintrede- en -uittredeaansluitingen.
• Gebruik flexibele verbindingen om trillingoverdracht te reduceren.
• Isoleer alle leidingen na het testen op lekkage, zowel om
warmteverlies te beperken als om condensatie te voorkomen.
• Omwikkel de isolatie met een druppelvanger.
• Indien de uitwendige waterleidingen buiten het apparaat door een
omgeving lopen waar temperaturen beneden 0 °C kunnen
voorkomen, dan moeten ze tegen vorst worden beschermd
(antivriesoplossing of verwarmingslinten).
• Het gebruik van verschillende metalen in hydraulische leidingen
kan elektrolytische koppels en tengevolge daarvan corrosie doen
ontstaan. Controleer dan of het nodig is om opofferingsanodes
te installeren.
- ionen met niet-verwaarloosbare
3+

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

30rbv2130rqv1730rqv21

Inhoudsopgave