Instructies alvorens te starten
1.
Verbind de externe brandstofslang met de buitenboordmotor. Zorg ervoor dat de connector op zijn
plaats wordt geklikt.
2.
Controleer het motoroliepeil.
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en
lopen ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
3.
Zorg dat de koelwaterinlaat onder water is.
Procedure voor inlopen van de motor
BELANGRIJK: Als de inloopprocedures voor de motor niet in acht worden genomen, kan de motor slechter
presteren gedurende zijn gehele levensduur en kan er motorschade ontstaan. Volg altijd de
inloopprocedures.
1.
Laat tijdens het eerste bedrijfsuur de motor met gevarieerde gasklepinstellingen draaien tot 2000 omw/
min, ongeveer de helft van volgas.
2.
Laat de motor in het tweede bedrijfsuur lopen met verschillende gasinstellingen tot maximaal 3000
omw/min of driekwart gas, en ongeveer één minuut per tien minuten op volgas.
nld
BEDIENING
KENNISGEVING
26837
41
27231
27233