Algemene veiligheidsinstructies
•
Het regelventiel mag alleen door vakkundig en geschoold personeel,
rekening houdend met de erkende regels der techniek, worden ingebouwd,
in bedrijf worden genomen en worden onderhouden. Daarbij moet worden
gewaarborgd, dat werknemers of derden niet in gevaar komen. De in deze
handleiding genoemde waarschuwingen, vooral betreffende de inbouw,
inbedrijfname en het onderhoud moeten absoluut worden aangehouden.
•
De regelventielen voldoen aan de eisen van de Europese druktoestelrichtlijn
97/23/EG. Bij ventielen, die met een CE-teken zijn gemarkeerd, geeft de
conformiteitsverklaring uitsluitsel over de gebruikte conformiteitscontrolemetho-
de. De bijbehorende conformiteitsverklaring is beschikbaar op http://www.
samson.de en kan daar tevens worden gedownload.
•
Voor een correcte toepassing moet worden gewaarborgd, dat het regelventiel
alleen daar wordt ingezet, waar de bedrijfsdruk en de temperatuur de ontwer-
pcriteria niet overschrijden, die aan de bestelling ten grondslag lagen. Voor
schade die ontstaat door externe krachten of invloeden is de leverancier niet
aansprakelijk! Gevaren die aan het regelventiel door het medium en de be-
drijfsdruk en de steldruk van bewegende onderdelen kunnen uitgaan, moeten
door daarvoor geschikte maatregelen worden voorkomen.
•
Correct transport en deskundige opslag van het regelventiel is een absolute
voorwaarde.
Belangrijk!
•
Bij de inbouw en bij onderhoudswerkzaamheden aan het regelventiel moet
worden gewaarborgd, dat het betreffende installatiedeel drukloos wordt
gemaakt en afhankelijk van het medium ook wordt geleegd. Afhankelijk van
de toepassing moet het ventiel voor het begin van de werkzaamheden tot
omgevingstemperatuur zijn afgekoeld of opgewarmd. Bij werkzaamheden
aan het ventiel moet ervoor worden gezorgd, dat de pneumatische hulpener-
gie en het stelsignaal zijn onderbroken resp. vergrendeld, om gevaar door
bewegende onderdelen van het regelventiel te vermijden.
•
Bij de regelventielen is bijzondere voorzichtigheid geboden, wanneer de aan-
drijfveren zijn voorgespannen. Deze aandrijvingen zijn met een sticker gemar-
keerd en ook herkenbaar aan de drie verlengde schroeven aan de onderkant
van de aandrijving. Bij werkzaamheden aan het ventiel moet eerst de kracht
van de veervoorspanning worden opgeheven.
Veiligheidsinstructies
EB 8060 NL
3