Installatie in bedrijf stellen
Bedieningshandleiding en servicehandleiding
van de regeling en de brander
01. Gasafsluitkraan sluiten en keteldeur openen.
02. Zitting van de wirbulatoren
len
B
controleren. De wirbulatoren moeten met
de borgveer
achter de 1e weerstand
D
klikken.
Afb. 1
Wirbulatortrekker
A
03. Controleren of de luchttoevoeropening van de
installatieruimte open staat.
04. Verwarmingsinstallatie met water vullen en ont-
luchten.
Toegestane werkingsdruk: 6 bar (0,6 MPa)
05. Vulhoeveelheid en waterhardheid in de tabel in
hoofdstuk "Waterkwaliteit controleren" invullen.
!
Opgelet
Ongeschikte waterkwaliteit kan leiden tot
schade aan het ketellichaam.
Verwarmingsketels moeten met onthard
water werken.
"Eisen aan de waterkwaliteit" in de bijlage
op pagina 30 respecteren.
Installatie buiten werking stellen
1. Hoofdschakelaar of netspanning uitschakelen en
beveiligen tegen onopzettelijk inschakelen.
2. Stroomverbinding met de brander onderbreken.
Indien aanwezig, de aansluitconnector
van de brander trekken.
3. Gasafsluitkraan sluiten.
in de rookgaskana-
C
vast-
E
en
fA
lÖ
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
06. Installatiedruk controleren.
07. Oliepeil of gasaansluitdruk controleren.
08. Rookgasschuif of -klep (indien aanwezig) openen.
09. Controleren of de reinigingsopening in de rook-
gasafvoer gesloten is.
10. Afsluitkranen van de olie- of gasleiding openen.
11. Hoofdschakelaar, schakelaar voor de CV-pomp en
werkingsschakelaar voor de brander in deze volg-
orde inschakelen. De bedrijfsvoorschriften van de
branderfabrikant respecteren.
12. Het dauwpuntbereik moet zo snel mogelijk doorlo-
pen worden. Hiervoor bij het opwarmen uit koude
toestand de warmtetoevoer naar de warmtever-
bruikers onderbreken. Dit geldt ook bij nieuwe
inbedrijfstelling na onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden.
!
Opgelet
Tijdens het opstoken van de verwarmings-
ketel kunnen uitgassingen van de isolatie,
het warmteblok en de lak tot rook- en reuk-
hinder leiden.
Ruimte tijdens inbedrijfstelling ventileren.
13. Na het bereiken van de aanvoertemperatuur de
warmteverbruikers na elkaar inschakelen en de
brander op automatische werking zetten.
Opmerking
Interne uitgassingen van het warmteblok kunnen
tot verhoogde CO-waarden in het rookgas leiden.
Verwarmingsketel verder gebruiken tot een duide-
lijke terugval wordt geconstateerd.
14. Pakkingen en afsluitingen controleren en, indien
nodig, aantrekken.
15. Na ca. 50 bedrijfsuren keteldeur en reinigingsdek-
sel controleren. Schroeven aantrekken.
Gevaar
Onder druk naar buiten tredend verwarmingswa-
ter leidt tot verwonding van personen.
Alleen als de verwarmingsketel drukloos is,
mogen verwarmingswateraansluitingen worden
geopend.
9