Eisen aan de waterkwaliteit
Als door het niet-respecteren van de richtlijn VDI 2035
schadelijke kalkafzettingen zijn ontstaan, is de levens-
duur van de ingebouwde verwarmingsapparaten
meestal reeds beperkt. Het verwijderen van de kalkaf-
zettingen kan een optie zijn voor het herstel van de
juiste werking. Deze maatregel moet door de
Viessmann-industrieservice of door een gespeciali-
seerde firma worden uitgevoerd. De verwarmingsin-
stallatie dient vóór de hernieuwde inbedrijfstelling op
schade te worden onderzocht. Om te voorkomen dat
er opnieuw overmatig kalksteen wordt gevormd, die-
nen de foutieve bedrijfsparameters te worden gecorri-
geerd.
Vermijding van schade door corrosie aan waterzijde
De corrosiebestendigheid van de in verwarmingsinstal-
laties en warmtegeneratoren gebruikte ijzerlegeringen
aan de verwarmingswaterzijde berust op de afwezig-
heid van zuurstof in het verwarmingswater.
De zuurstof die bij de eerste en latere vullingen met
het water in de verwarmingsinstallatie terechtkomt,
reageert met de materialen van de installatie zonder
schade te veroorzaken.
De karakteristieke zwarte kleur van het water na enige
bedrijfstijd geeft aan dat er geen vrije zuurstof meer
aanwezig is.
De technische regels, vooral die van de VDI-richtlijn
2035-2, schrijven daarom voor verwarmingsinstallaties
zodanig te ontwerpen en te gebruiken dat de voortdu-
rende toetreding van zuurstof in het verwarmingswater
niet mogelijk is.
De toetreding van zuurstof kan tijdens de werking
alleen plaatsvinden:
Via doorstroomde open expansievaten
■
Door onderdruk in de installatie
■
■
Via gasdoorlatende onderdelen
Gesloten installaties
bijv. met membraandrukexpan-
–
sievat
bieden bij de juiste grootte en juiste systeem-
–
druk een goede bescherming tegen het binnendringen
van zuurstof.
De druk moet overal in de verwarmingsinstallatie, ook
aan de zuigzijde van de pomp, en bij elke bedrijfssitua-
tie boven de druk van de plaatselijke atmosfeer liggen.
De voordruk van het membraandrukexpansievat moet
minstens bij het jaarlijkse onderhoud worden gecontro-
leerd. Zie desbetreffende paragraaf in het hoofdstuk
eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud.
Gebruik van antivriesmiddelen in ketels
Viessmann-ketels zijn ontworpen en gebouwd voor
gebruik met water als warmtedrager. Om de ketelin-
stallaties te beschermen tegen vorst, kan het nodig zijn
het ketel- of circuitwater te voorzien van een antivries-
middel.
(vervolg)
Gebruik van gasdoorlatende onderdelen, bijv. diffusie-
open kunststofleidingen in vloerverwarmingen, moet
vermeden worden. Als deze toch worden gebruikt,
moet een systeemscheiding worden aangebracht.
Deze scheidt het door de kunststof buizen stromende
water door een warmtewisselaar van corrosiebesten-
dig materiaal van de andere verwarmingscircuits, bijv.
van de warmtegenerator.
Bij een corrosietechnisch gesloten warmwater-verwar-
mingsinstallatie, waarbij met de hiervoor genoemde
punten rekening is gehouden, zijn geen extra voor-
zorgsmaatregelen tegen corrosie nodig.
Als het gevaar bestaat dat zuurstof binnendringt, kun-
nen extra voorzorgsmaatregelen worden genomen,
bijv. door toevoeging van zuurstofbindende middelen
als natriumsulfiet (5 -10 mg/liter in overschot). De pH-
waarde van het verwarmingswater moet 9,0 - 10,5
bedragen.
Als onderdelen van aluminium aanwezig zijn, gelden
hiervan afwijkende voorwaarden.
Als voor de bescherming tegen corrosie chemicaliën
worden gebruikt, adviseren wij om bij de fabrikant van
de chemische stoffen in kwestie een attest aan te vra-
gen waarin de fabrikant bevestigt dat de chemicaliën
geen gevaar vormen voor de materialen waarvan de
ketel en de andere componenten van de verwarmings-
installatie zijn gemaakt.
Voor vragen over de waterbehandeling adviseren wij u
contact op te nemen met de Viessmann Industrieser-
vice of een gespecialiseerde firma.
Meer gedetailleerde informatie is in de richtlijn
VDI 2035 blad 2 en EN 14868 terug te vinden.
Hierbij moet u op het volgende letten:
■
De gegevens van de fabrikant van het antivriesmid-
del dienen aangehouden te worden.
De eigenschappen van antivriesmiddelen en water
■
verschillen sterk.
Waterkwaliteit
31