Maken van functie-instellingen
U kunt FUNCTION in combinatie met de klaviertoetsen gebruiken voor het maken van de diverse instellingen.
Instellingen maken
1.
Zoek het item waarvan u de instelling wilt veranderen in de tabel onder
NL-23
en 24) en maak een notitie van de details.
2.
Gebruik de informatie onder
pagina
NL-22
om de plaats van de klaviertoetsen te vinden voor het maken van de gewenste instelling.
3.
Houd FUNCTION ingedrukt en gebruik dan de klaviertoetsen of de bedieningstoetsen die u in stap 2
van deze procedure heeft gevonden voor het maken van de gewenste instelling.
• De toetsenbordinvoer-LED brandt wanneer FUNCTION is ingedrukt.
• Er klinkt een bedieningspieptoon nadat de instelling is gemaakt.
Voorbeeld: Verlagen van het melodievolume door indrukken van de SONG VOLUME – klaviertoets
SONG VOLUME – klaviertoets
4.
Laat FUNCTION los om de instelprocedure af te sluiten.
• U kunt de bedieningspieptoon die in stap 3 van deze procedure klinkt uitschakelen als u dat wenst.
Zie "
Bedieningspieptoon" in de tabel onder
"Klaviertoetsen die gebruikt worden voor het maken van
"Lijst met
instelitems" (pagina
NL-21
"Lijst met
instelitems" (pagina
NL-23
en 24) voor meer informatie.
instellingen" op