5. NAAR OUT/D UNIT
6. NAAR MULTI-UNIT
7. Naar afstandsbediening voor alleen KOELEN/VERWAR-
MEN van het warmtepompsysteem
8. Naar binnenunit
9. Naar andere systemen
• De transmissiebekabeling tussen de buitenunits in hetzelfde leid-
ingsysteem moet aangesloten worden op de aansluitingen Q1/Q2
(Out Multi).
Wanneer de bekabeling wordt aangesloten op de (Out-Out)-
aansluitingen zal dat leiden tot een systeemstoring.
• De bekabeling voor de andere leidingsystemen moet aangeslo-
ten worden op de F1/F2 (Out-Out)-aansluitingen van de printplaat
in de buitenunit waarmee de besturingsbekabeling voor de binne-
nunits is verbonden.
• De buitenunitwaarop de besturingsbekabeling voor de binne-
nunits aangesloten is, is de masterunit.
• De besturingsbekabeling tussen de buitenunits mag maximaal
30 m lang zijn.
[De vergrendelingschakeling en de uitgang voor
bediening van de pomp instellen.]
〈Uitgang pompbediening [hoogspanning]〉
• Gebruik geïsoleerde kabel met de hieronder weergegeven speci-
ficaties die geschikt is voor een werkspanning van 250 V of hoger:
Voor draad: 1,25 mm² (leidingdoorvoer)
Voor kabel: 0,75 mm²
∗ De bekabeling voor de is niet meegeleverd.
(Zie afbeelding 12)
1. De aansluiting voor de pompbediening (X2M)
Moet gebruikt worden wanneer een waterpomp gekop-
peld is aan het systeem. De waterpomp moet aangeslo-
ten worden tussen de aansluitingen (1) en (2).
Contactspecificatie --- 220 VAC, 3 mA - 0,5 A
2. Printplaat (A1P)
3. Gebruik een isolerende mantel.
4. Aansluiten van een vergrendelingschakeling
Vergeet niet om een interlockcircuit aan te sluiten (een
hulpcontact voor de elektromagnetische schakelaar voor
de waterpomp) op elke buitenunit.
(Gebruik uitsluitend een extra A-contact die geschikt is
voor het schakelen van een minimumlast van 15 VDC,
1 mA.)
〈Wanneer meerdere buitenunits worden toegepast〉
Sluit deze aan op het aansluitingenblok (X3M) op de
manier zoals is weergegeven in de afbeelding rechtsonder.
〈Als meerdere buitenunits als 1 apparaat worden
aangesloten (centrale vergrendeling)〉
Om meerdere buitenunits van afstand te kunnen bedi-
enen kunnen buitenunits met behulp van een (als acces-
soire verkrijgbare) adapter centraal worden gekoppeld.
Meer informatie hierover vindt u in "Aanwijzingen voor
de bekabeling voor centrale vergrendeling".
〈Aanwijzingen voor de bekabeling voor centrale
vergrendeling〉
• Wanneer centrale vergrendeling wordt toegepast, zie (3)
"8-5 Bij lokale instelling"
• Er hoeft geen bekabeling op aansluitingenblok X3M aangesloten
worden wanneer centrale vergrendeling wordt toegepast.
• Bij een multisysteem moet de externe/externe besturingsbeka-
beling alleen op de masterunit worden aangesloten.
(Zie afbeelding 13)
1. Buitenunit A
2. Buitenunit B
3. Buitenunit C
4. Adapter voor externe Besturing
5. Vergrendelingschakeling van de waterpomp
6. Out-Out aansluitingsbekabeling
7. Gebruik de ader van de afgeschermde kabel (2-aderig)
(geen polariteit)
[Het type voor koelen/verwarmen instellen]
1. Koelen / verwarmen instellen met de afstandsbediening die
is aangesloten op de binnenunit.
Laat de keuzeschakelaar KOELEN / VERWARMEN (DS1)
op de printplaat van de buitenunit (A1P) staan op de in de
fabriek ingestelde stand UIT.
(Zie afbeelding 16)
1. Afstandsbediening
8
2. Instellingen maken voor koelen/verwarmen met de keuze-
schakelaar.
Sluit de afstandsbediening voor KOELEN/VERWARMEN
(optioneel) aan op de aansluitingen A/B/C en stel de keuze-
schakelaar (DS1) op de printplaat (A1P) van de buitenunit in
de stand AAN.
(Zie afbeelding 17)
1. keuzeschakelaar KOELEN / VERWARMEN
• Gebruik hiervoor altijd afgeschermde PVC-kabel met een diame-
ter van 0,75 tot 1,25 mm2 (2-aderig). (U kunt ook 3-aderige kabel
gebruiken voor voor de afstandsbediening voor alleen KOELEN/
VERWARMEN.)
• Bij het systeem is geen besturingsbekabeling meegeleverd.
• Als de installatie niet voldoet aan de volgende specificaties, kun-
nen problemen bij de besturing ontstaan;
Maximale lengte van de bekabeling ....1000 m of minder
Totale lengte van de bekabeling ..........2000 m of minder
Maximaal aantal vertakkingen .............. 16 vertakkingen of minder
Kabellengte tussen buitenunits............30 m of minder
• Sluit nooit de voedingsspanning van aan op de besturings-
bekabeling of het aansluitingenblok daarvoor, omdat daar-
door het hele systeem kan beschadigen.
• De besturingskabel mag maximaal 16 vertakkingen hebben. Het
is niet toegestaan om een vertakking nogmaals te vertakken.
(Zie afbeelding 14)
1. Vertakking
2. Vertakte vertakking
• De bekabeling van de binnenunits moet verbonden worden met
de aansluitingen F1/F2 (naar IN/D UNIT) op de printplaat in de
buitenunit.
Voedingaansluiting: Voedingskabel en besturingskabel
Zorg ervoor dat de voedingskabel aangesloten wordt op het aanslu-
itingenblok voor de voeding en zet deze vast op de manier zoals is
weergegeven in de afbeeldingen 15 en 19.
(Zie afbeelding 15)
1. Voeding
(3N~, 380-415V)
2. Vertakkingschakelaar, contactverbreker
3. Aardingkabel
4. Aardlekschakelaar
5. Monteer isolatiemoffen.
6. Aansluitblok voor de voeding
7. Aardingsaansluitklem
8. Zet de aarddraad samen met de voedingskabel vast met
behulp van de meegeleverde klemmen (A).
9. Aardingkabel
10. Zorg ervoor dat de aardingdraden nooit in contact
komen met de voedingsdraden van de compressor. Als
de draden met elkaar in contact komen, kunnen andere
apparaten beschadigd raken.
11. Let er, wanneer u twee draden op één aansluiting aansluit,
altijd op dat de krimpaansluitingen tegen elkaar aanliggen.
Monteer de dunste draad bovenop de dikkere draad.
12. Aansluitingenblok
13. Draadoog
14. Kabeldikte: Dunste
15. Kabeldikte: Dikkere
(Zie afbeelding 19)
1. Doorvoer voor voedingskabel, uitgangskabel pomp
(hoogspanning) en aarddraad.
2. Ingang voor voedingsjumper en aardingsjumper. (Alleen
voor overbrugging van de voeidng.)
3. Afsluitklep voor hogedruk/lagedruk (hete gedeelte)
4. Zet de voedingskabel, de kabel voor de pomp (hoogspan-
ning) en de aarddraad vast met de meegeleverde klem (A).
5. Plaats de meegeleverde klem (B) in het gat van de
bevestigingsplaat voor de klep.
6. Voedingskabel, uitgangskabel pomp (hoogspanning) en
aarddraad.
7. Ongeveer 50 mm
8. Overbruggingsbedrading voeding en overbrugging aarddraad
9. Zet de voedingskabel, de uitgangskabel voor de pomp
(hoogspanning) en de aarddraad vast met de mee-
geleverde klem (B) om te voorkomen dat deze de stop-
klep voor het afgevoerde gas aanraakt.
10. Gebruik het doorvoergat voor de voedingsoverbrugging
door het afdekgedeelte weg te snijden.
11. Afdekkingsgedeelte
Nederlands