7. Onderhoudsruimte (achterzijde)
8. Ruimte voor het installeren van de waterleidingen
∗ Houd voldoende ruimte vrij om het frontpaneel te
kunnen verwijderen.
9. Ventilatieruimte
∗ boven de ruimte (
10. Zorg voor voldoende vrije ruimte aan de voorzijde, acht-
erzijde en de zijkanten, vergelijkbaar met die zoals die
beschreven is bij de enkelvoudige installatie.
Voorzorgsmaatregelen
1.
Een inverter airconditioner kan elektronische ruis veroorza-
ken wanneer afgestemd wordt op een AM-zender. Kies met
zorg de plaats waar de airconditioner en de bekabeling moet
worden geïnstalleerd. Zorg dat de afstand tot stereoapparat-
uur, pc's enz. voldoende groot is.
(Zie afbeelding 3)
1. Binnenunit
2. Vertakkingschakelaar, overstroomschakelaar
3. Afstandsbediening
4. Keuzeschakelaar koelen / verwarmen
5. Pc of radio
Wanneer extreem zwakke AM-signalen moeten worden ontvangen,
moet de afstand tussen de ontvangstapparatuur en de bekabeling /
apparaat meer dan 3 meter bedragen. Wanneer dat niet mogelijk is,
kan de bekabeling door afgeschermde buis worden geleid.
2.
Waterkwaliteit
Water met een hoge concentratie vreemde bestanddelen kan
corrosie van de warmtewisselaar en leidingen of een opeen-
hoping van kalk veroorzaken. Gebruik water met een hardheid
tussen "7-4 Waterkwaliteit".
3.
Koeltoren
Gebruik altijd een gesloten koeltoren. (een open toren kan niet
worden toegepast.)
4.
Zeef
Monteer altijd een zeef (optioneel accessoire) in de inlaat van
waterleidingen. (Als zand, afval, roestdeeltjes, enzovoort in het
watercirculatiesysteem terechtkomen, zal schade aan de
lamellenwarmtewisselaar ontstaan door de corrosie van met-
alen onderdelen en verstopping van de warmtewisselaar.)
5.
Het koelmiddel R410A is op zichzelf niet giftig, niet brandbaar
en onschadelijk. Wanneer er echter koelmiddel uit een instal-
latie weglekt, kan de concentratie koelmiddel in de betreffende
ruimte de toegestane concentratie overschrijden (afhankelijk
van de grootte van de ruimte). Als gevolg hiervan kan het
noodzakelijk zijn om maatregelen te nemen tegen mogelijke
lekkage. Meer informatie hierover vindt u in het hoofdstuk "LET
OP BIJ KOELMIDDELLEKKAGE".
4.
HET APPARAAT CONTROLEREN EN
TRANSPORTEREN
Controleer de verpakking bij aflevering. Neem, wanneer de verpak-
king beschadigd is, meteen contact op met de vervoerder.
Neem de volgende punten in acht wanneer u het apparaat verplaatst:
1.
Breekbaar, behandel het apparaat met zorg.
Houd het apparaat rechtop om beschadiging van de
compressor te voorkomen.
2.
Bekijk van te voren hoe het apparaat in de ruimte gebracht moet
worden.
3.
Gebruik, om schade aan het apparaat tijdens installatie te voorko-
men, stroppen van textiel of beschermhoeken en til het apparaat
op de manier zoals is weergegeven in afbeelding 4 op.
4.
Til het apparaat bij voorkeur op met een kraan en 2 stroppen met
een lengte van ten minste 4 m.
5.
Gebruik beschermhoeken of doeken op plaatsen waar de strop de
behuizing raakt om beschadiging van de behuizing te voorkomen.
6.
Gebruik bij de installatie altijd alleen de standaard meegeleverde
accessoires en originele onderdelen.
(Zie afbeelding 4)
1. Beschermhoeken of doeken
2. Strop
Opmerking
• Gebruik een strop van maximaal 20 mm breed die sterk genoeg is
om het gewicht van het product te dragen.
4
) van de buitenunit
5.
HET APPARAAT UITPAKKEN EN
PLAATSEN
• Zorg ervoor dat het gebied rondom het apparaat goed afwatert
door afvoergeultjes om het montageframe te maken.
• Zorg ervoor dat het apparaat geïnstalleerd wordt op een vol-
doende stabiele en stevige ondergrond om trillingen en lawaai te
voorkomen.
• Zet het apparaat op de ondergrond vast met funderingsbouten.
(Gebruik vier niet meegeleverde M12-funderingsbouten, moeren
en vulringen).
• De funderingsbouten moeten minimaal
20 mm diep zitten.
• Monteer 4 verankeringsbouten.
• Ondersteun het apparaat met de fundering die
groter is dan het gearceerde gebied dat is
weergegeven in afbeelding 5.
(Zie afbeelding 5)
1. Voorzijde
2. Positie van de verankeringsbouten
3. Gat voor een funderingsbout
(φ17 gaten op 4 hoeken)
4. Vermijd een dergelijk fundament, waarbij de unit wordt
ondersteund op 4 hoekpunten.
Voorzorgsmaatregelen
• Zorg ervoor dat wanneer het apparaat tegen de wand aan
gemonteerd moet worden, dat de trillingen van het apparaat
niet aan de wand kunnen worden doorgegeven.
6.
WATERLEIDINGEN
• De waterdrukweerstand van de waterleidingen van deze buite-
nunit is 1,96 MPa.
• De leidingaansluiting op de unit is gemaakt van roestvrij staal.
Aansluiting van een waterleiding gemaakt van ander materiaal
dan roestvrij staal kan corrosie van de leiding veroorzaken.
Neem preventieve maatregelen al naargelang vereist, bijvoor-
beeld door het isoleren van de aansluiting op de waterleiding.
• De aansluiting voor de waterleidingen bevindt zich aan de voorz-
ijde. De aansluitingen voor de afvoerleidingen bevinden zich aan
de voor- en achterzijde. Wanneer de aansluiting aan de achterz-
ijde gebruikt wordt, moet de gietijzeren plug uit de aansluiting aan
de achterzijde in de aansluiting aan de voorzijde worden gemon-
teerd.
• Zorg ervoor dat de leidingen, omdat het apparaat binnen wordt
gebruikt, geen water op de behuizing lozen.
• Afvoerleidingen moeten zo kort als mogelijk zijn en altijd aflopen.
De diameter van de afvoerleiding moet minimaal gelijk zijn aan de
diameter van aansluiting op het apparaat (1/2B).
• De diameter van de waterleiding moet minimaal gelijk zijn aan de
diameter van aansluiting op het apparaat (1-1/4).
• Monteer een ontluchtingsafsluiter in het midden van de water-
leidingen om cavitatie te voorkomen.
• Controleer, nadat de afvoerleidingen gemonteerd zijn, of het
water goed afgevoerd wordt en er geen stof in de leidingen tere-
chtkomt.
• Sluit de afvoeruitgang niet op de retourwaterleiding aan.
• Monteer een zeef (optioneel accessoire) in de inlaat van de
waterleidingen binnen een afstand van 1,5 m van de buitenunit.
(Als zand, afval of roestdeeltjes in het watercirculatiesysteem ter-
echt kunnen komen, zullen metalen onderdelen gaan roesten.)
• Breng de isolatie helemaal tot tegen de warmtewisselaar aan,
zoals is weergegeven in afbeelding 6.
• Monteer een aanvoerafsluiter voor chemisch reinigen op een
gemakkelijk te bereiken positie.
• Gebruik waterleidingen die voldoen aan de ter plaatse geldende
voorschriften.
• Start de waterpomp om de waterleidingen door te spoelen.
Reinig vervolgens de zeef.
• Neem, als er gevaar voor bevriezing bestaat, maatregelen om dit
te voorkomen.
• Draai de koppeling tussen de waterleidingen aan met een aan-
draaimoment van 300 maximaal Nm.
(Als de koppeling strakker aangedraaid wordt, kan het apparaat
beschadigen.)
(Zie afbeelding 6)
1. Ontluchten
2. Waterretour
3. Wateraanvoer
4. Aanvoerafsluiter
5. Waterleidingkoppeling
Nederlands