6. Waterleiding
7. Isolatie
8. Warmtewisselaar
9. Zeef (optioneel accessoire)
10. Aftapkraan
11. Aansluiting voor afvoerleiding
12. Isolatie
13. Maximaal 80 mm
7.
HANTEREN VAN DE GESOLDEERDE
PLATENWARMTEWISSELAAR
Voorzorgsmaatregelen
Voor dit apparaat wordt een gesoldeerde platenwarmtewisse-
laar gebruikt.
Omdat deze op een andere manier geconstrueerd is als het
conventionele type warmtewisselaar, moet deze op een andere
manier gehanteerd worden.
7-1 Bij het ontwerp van de apparatuur
1.
Monteer een zeef (optioneel accessoire) op de watertoevoer
naast de buitenunit, om te voorkomen dat stof, zand enzovoort in
het systeem terecht kunnen komen.
2.
Afhankelijk van de waterkwaliteit, kan op de lamellenwarmtewis-
selaar kalkaanslag ontstaan. Om deze aanslag te verwijderen,
moet de warmtewisselaar op gezette tijden met behulp van chem-
icaliën worden gereinigd. Monteer daartoe een aanvoerafsluiter
in de waterleiding. Monteer een leidingaansluiting in de leidingen
tussen deze aanvoerafsluiter en de buitenunit om de warmtewis-
selaar met chemicaliën te kunnen reinigen.
3.
Monteer een ontluchter en een aftapkraan voor het reinigen van
en aftappen van water uit de buitenunit (water aftappen wanneer
het apparaat gedurende langere tijd, bijvoorbeeld tijdens de win-
ter, niet gebruikt wordt of voor ingebruikname in het voorjaar).
Monteer ook een automatische ontluchter bovenop de stijgleiding
of bovenin de installatie waar lucht kan achterblijven.
4.
Monteer ook altijd een zeef die gereinigd kan worden in de buurt
van de aanvoer van de pomp.
5.
Isoleer de koude/warme waterleidingen en de buitenontvochtig-
ing volledig. Als de leidingen niet geïsoleerd worden resulteert dit
in thermische verliezen, maar ook kan er schade ontstaan tijdens
koude winters als gevolg van bevriezing.
6.
Wanneer u de installatie 's nachts of in de winter buiten gebruik
stelt, is het belangrijk om maatregelen te treffen om te voorkomen
dat watercircuits bevriezen als de omgevingstemperatuur lager
wordt dan 0°C (door de waterafvoer af te tappen, de circulatie-
pomp te laten draaien, de installatie op te warmen met behulp van
een verwarmingselement enzovoort.) Bevriezing van watercir-
cuits kan leiden tot schade aan de lamellenwarmtewisselaar. Tref
daarom passende maatregelen, afhankelijk van de gebruiksom-
standigheden.
(Zie afbeelding 7)
1. Leidingenvoorbeeld
2. Watertoevoerleiding
3. Zeef (niet meegeleverd)
4. Ontluchter
(voor gebruik in combinatie met reinigingsaansluiting)
5. Reinigingsapparaat
6. Zeef voor pomp
7. Automatische ontluchter
8. Waterafvoerleidingen
9. Voor gebruik in combinatie met aftapkraan.
10. Lamellenwarmtewisselaar
11. Buitenunit
Nederlands
7-2 Voer eerst een werkingstest uit
1.
Controleer, voordat u een werkingstest gaat uitvoeren, of de
leidingen op de juiste manier zijn aangesloten. Zorg er met name
voor dat de zeef, de ontluchter, de automatische waterto-
evoerkraan, het expensievat en het bezinkreservoir op de juiste
plaats gemonteerd zijn.
2.
Schakel, nadat het systeem helemaal gevuld is met water, eerst
de pomp in en controleer vervolgens dat er geen lucht meer in het
watercirculatiesysteem aanwezig is en het waterdebiet correct is.
Als er Lossnay-units in het systeem aanwezig zijn of het debiet te
gering is, kan de lamellenwarmtewisselaar bevriezen. Controleer
of de waterdruk over de buitenunit terugloopt en zorg ervoor dat
het debiet de voorgeschreven waarde heeft. Stop de werkingstest
onmiddellijk als u iets ongewoons opvalt en verhelp vervolgens de
oorzaak van het probleem.
3.
Voer een werkingstest voor de buitenunit uit op de manier zoals is
beschreven in de installatiehandleiding.
4.
Controleer, nadat de werkingstest voltooid is, de zeef in de aan-
voerleiding van de buitenunit. Reinig deze zonodig.
7-3 Dagelijks onderhoud en groter onderhoud
1.
Beheer van de waterkwaliteit
De lamellenwarmtewisselaar is zo geconstrueerd dat deze niet
gedemonteerd en gereinigd kan worden. Ook heeft de
warmtewisselaar geen onderdelen die vervangen kunnen
worden. Let op de kwaliteit van het te gebruiken water voor de
lamellenwarmtewisselaar om corrosie en kalkaanslag te voorko-
men.
Het te gebruiken water voor de lamellenwarmtewisselaar moet
ten minste voldoen aan de kwaliteit zoals in de onderstaande
tabel is weergegeven.
Het is toegestaan om middelen toe te voegen om corrosie en/of
kalkaanslag te voorkomen, maar deze middelen mogen niet
agressief zijn voor roestvast staal en koper.
2.
Beheer van het gekoeld water
Wanneer de stromingssnelheid van het gekoelde water te laag is,
zal dit leiden tot vorstschade aan de warmtewisselaar van het pla-
tentype. Controleer of de zeef verstopt is, er lucht in het systeem
aanwezig is of het debiet terugloopt als gevolg van een storing
van de circulatiepomp door de temperatuur- en drukverschillen op
de aanvoer- en retouraansluiting van de lamellenwarmtewisse-
laar te meten. Als het verschil in de temperatuur of druk een te
grote waarde heeft bereikt, zal het debiet lager geworden zijn.
Stop de installatie en verhelp de oorzaak en start het systeem pas
daarna weer op.
3.
Wat te doen wanneer de vorstbeveiliging tijdens bedrijf geac-
tiveerd wordt
Wanneer de vorstbeveiliging tijdens bedrijf geactiveerd wordt,
moet de oorzaak daarvan eerst weggenomen worden voordat het
systeem opnieuw ingeschakeld wordt. Als de vorstbeveiliging
eenmaal geactiveerd is, is een van de delen van de installatie
bevroren. Als de installatie opnieuw gestart wordt zonder dat de
oorzaak van de activering van de vorstbeveiliging weggenomen
is, zal de lamellenwarmtewisselaar afgesloten zijn, waardoor het
ijs niet kan smelten. Daardoor zal de warmtewisselaar opnieuw
bevriezen en beschadigen, wat op zijn beurt weer kan leiden tot
lekkend koelmiddel of water dat in het koelmiddelcircuit terecht-
komt.
5