9-6 Lektest en vacuümdrogen
Alle apparaten worden in de fabriek getest op lekkage.
Controleer, voordat u een lektest of vacuümdrogen uitvoert, of de
afsluiters goed gesloten zijn.
Gebruik altijd speciaal voor R410A bedoelde gereedschappen die
bestand zijn tegen de hogere systeemdruk en om te voorkomen dat
er verontreinigingen in het systeem kunnen binnendringen.
• Lektest: gebruik uitsluitend stikstof voor het afpersen van het
systeem.
(Zie voor de locatie van de onderhoud-
saan-sluiting de sticker "Voorzorgs-
maatregelen" op het frontpa-neel [rechts]
van de buitenunit.)
(Zie afbeelding)
1. [Aandachtspunten bij onderhoud]
Label
2. Deksel van het elektrische aanslu-
itingencompartiment
3. [Voorzorgsmaatregelen] Label
Verhoog de druk in de vloeistof- en gasleidingen tot 4,0 MPa
(40 bar) (laat de druk niet hoger oplopen dan 4,0 MPa (40 bar)).
Als de druk binnen 24 uur niet terugloopt is het systeem lekvrij.
Onderzoek, wanneer de druk in het systeem wel terugloopt, waar
het lek zit.
• Vacuümdrogen: gebruik een vacuümpomp die een onderdruk
van –100,7 kPa (5 Torr, –755 mm Hg).
1.
Pomp het systeem via de vloeistof- en gasleidingen met
behulp van een vacuümpomp gedurende minimaal 2 uur leeg
om een onderdruk in het systeem te bereiken van minimaal
–100,7 kPa. Houdt het systeem gedurende minimaal 1 uur in
deze toestand en controleer vervolgens of het vacuüm in het
systeem lager wordt. Als dat het geval is, is er ofwel nog vocht
in het systeem aanwezig of het systeem is lek.
2.
Ga als volgt te werk als het mogelijk is dat er nog vocht in het
systeem aanwezig is (bijvoorbeeld wanneer het systeem in de
regen is geïnstalleerd of wanneer het systeem langere tijd aan
regen is blootgesteld).
Pomp, nadat het 2 uur vacuüm gepompt is, met stikstofgas op
een druk van 0,05 MPa en pomp het systeem vervolgens nog-
maals met de vacuümpomp gedurende 1 tot een onderdruk
van minimaal –100,7 kPa bereikt is (vacuümdrogen). Herhaal
deze procedure als de druk niet binnen twee uur kan worden
verlaagd tot –100,7 kPa.
Controleer vervolgens, nadat het systeem gedurende 1 uur
vacuüm is geweest, dat de onderdruk niet oploopt.
9-7 Leidingisolatie
Nadat u een lektest en vacuümdrogen heeft uitgevoerd, moeten de
leidingen geïsoleerd worden. Let daarbij op de volgende punten:
• Zorg ervoor dat de verbindingsleidingen zowel aan vloeistof- als aan
gaszijde en de koelmiddelvertakkingssets volledig geïsoleerd zijn.
Wanneer de isolatie ontbreekt, kan lekkage ontstaan. (De
gasleiding kan temperaturen van 120°C bereiken. Zorg ervoor dat
de isolatie bestand is tegen dergelijke temperaturen.)
• Isoleer de koelmiddelleiding zonodig extra, afhankelijk van de
omstandigheden. Binnenin het isolatiemateriaal kan condens
worden gevormd.
• Gebruik, om te voorkomen dat water vanaf de afsluiter in de binne-
nunit kan druppelen via de openingen in het isolatiemateriaal en de
leidingen wanneer de buitenunit hoger gemonteerd is dan de bin-
nenunits, tape e.d. om de isolatie van de verbindingen at te dichten.
Voorzorgsmaatregelen
Isoleer ook de leidingkoppelingen, omdat deze bij aanraken
brandwonden kunnen veroorzaken.
9-8 De toestand van het apparaat en de installatie
controleren
Controleer altijd de volgende punten.
1.
Controleer de voedingskabel en de hele installatie op loszittende
onderdelen.
Zie "8. BEDRADING BUITEN HET APPARAAT".
2.
Controleer de besturingskabel en de hele installatie op loszit-
tende onderdelen.
Zie "8. BEDRADING BUITEN HET APPARAAT".
3.
Controleer of de koelmiddelleidingen goed zijn aangesloten.
Zie "9. KOELMIDDELLEIDINGEN".
14
4.
Controleer of de afmetingen van de leidingen correct zijn.
Zie "9-1 Materiaalkeuze voor de leidingen".
5.
Controleer of de isolatie aangebracht is.
Zie "9-7 Leidingisolatie".
6.
Zorg ervoor dat de isolatieweerstand van de voedingschakeling
niet aangetast wordt.
Gebruik een multimeter in het bereik tot 500V en controleer of de
isolatieweerstand 2 MΩ of meer is wanneer een werkspanning
van 500V DC tussen de voeding en aarde wordt aangelegd.
Gebruik de multimeter nooit voor de besturingskabel (tussen de
buiten- en binnenunit, de buitenunit en de afstandsbediening voor
1
KOELEN/VERWARMEN enzovoort.).
9-9 Koelmiddel bijvullen
2
3
• Het is niet mogelijk om koelmiddel bij te vullen voordat de bek-
abeling buiten het apparaat is aangesloten.
• Koelmiddel mag pas worden gevuld wanneer de lektest en vacu-
ümdrogen met succes is uitgevoerd.
• Let er bij het vullen op dat het systeem niet verder gevuld dan de
maximaal toegestane hoeveelheid, omdat anders het gevaar van
vloeistofslag bestaat.
• Wanneer het systeem wordt gevuld met een ongeschikt middel,
kan explosiegevaar ontstaan dat kan leiden tot ongevallen. Con-
troleer daarom altijd of het juiste koelmiddel (R410A) wordt
gebruikt, wanneer het systeem wordt gevuld.
• Open de vaten met koelmiddel altijd langzaam.
• Gebruik tijdens het vullen van het systeem altijd beschermende
handschoenen en oogbescherming.
• Deze buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel. Sommige
systemen moeten, afhankelijk van de leidingdiameters en –
lengte, soms nog worden bijgevuld metkoelmiddel.
• Bepaal de toe te voegen hoeveelheid koelmiddel, noteer die op
het label "Added Refrigerant" (Toegevoegd koelmiddel) en beves-
tig het vervolgens op de achterzijde van het frontpaneel.
Opmerking: Bepaal de toe te voegen hoeveelheid koelmiddel aan
de hand van het voorbeeld.
Procedure voor extra koelmiddel toevoegen (1)-normaal
• Vul het koelmiddel altijd in vloeibare vorm bij. Wanneer het koelmid-
del in gasvormige toestand wordt aangevuld, verandert de samen-
stelling ervan, waardoor het systeem niet goed meer zal werken.
• Gebruik alleen installatiegereedschappen die uitsluitend bedoeld
zijn voor werk met R410A; d.w.z. dat geschikt is voor de werkdruk
en geen ongerechtigheden of met andere koelmiddelen in aan-
raking is geweest.
1.
Controleer, voordat u het koelmiddel gaat toevoegen, of de tank
voorzien is van een sifon.
Koelmiddel toevoegen met een tank met sifon.
Koelmiddel toevoegen met een andere tank.
2.
Vul het systeem, nadat vacuümdrogen uitgevoerd is, met extra
koelmiddel via de vloeistofafsluiter.
Let daarbij op de volgende punten:
•
•
(Volg, als de buitenunit uitgeschakeld is en de totale hoeveelheid niet
kan worden bijgevuld, procedure (2) zoals hieronder beschreven is.)
Opmerking
• Procedures voor het toevoegen van koelmiddel
(Zie afbeelding 24)
1. Reduceerventiel
2. Stikstof
3. Koelmiddeltank
4. Met een sifon
5. Meetinstrument
6. Vacuümpomp
7. Afsluiter A
Voorzorgsmaatregelen
Bijvullen met de tank rechtop.
Binnen in de tank is een sifon
gemonteerd, waardoor u de tank
niet hoeft om te keren.
Bijvullen met de tank ondersteboven.
Controleer of de afsluiters aan gas- en vloeistofzijde gesloten
zijn.
Pare o compressor e coloque o montante específico de refrig-
erante.
Nederlands