8-1 Optionele onderdelen
Opmerking
• Zie het hoofdstuk "Voorbeelden" wanneer de adapter voor
sequentieel opstarten wordt toegepast.
• Meer informatie over de stuurbekabeling naar de centrale
afstandsbediening vindt u in de installatiehandleiding van de cen-
trale afstandsbediening.
8-2 Voedingschakeling en bekabelinguitvoering
Het apparaat moet worden aangesloten op een elektrische installatie
(zie onderstaande tabel). Deze installatie moet volgens de ter plaatse
geldende voorschriften worden beveiligd met tenminste een hoofd-
schakelaar, een trage zekering of elke fase en een aardlekschakelaar.
Fase en fre-
Spanning
quentie
φ 3, 50Hz
RWEYQ8PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ10PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ16PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ18PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ20PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ24PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ26PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ28PY1
380-415V
φ 3, 50Hz
RWEYQ30PY1
380-415V
Wanneer een aardlekschakelaar wordt toegepast, moet dit een
snelle 200 mA-aardlekschakelaar zijn.
Opmerking
• Gebruik alleen koperen geleiders.
• Gebruik een geïsoleerd snoer voor het voedingssnoer.
• Gebruik bekabeling met een diameter die voldoet aan de ter
plaatse geldende en landelijke voorschriften.
• De kabeldiameter van de gebruikte kabel moet voldoen aan de
lokale en landelijk geldende voorschriften.
• De specificaties voor netsnoer en de vertakkingbekabeling zijn in
overeenstemming met IEC60245.
• KABELTYPE H05VV(*)
* Alleen in ommantelde leidingen, gebruik H07RN-F wanneer
geen ommantelde leidingen gebruikt worden.
8-3 Algemeen
• Er kunnen maximaal 3 units verbonden worden met verbindings-
bekabeling tussen buitenunits. Meer informatie vindt u bij de tech-
nische gegevens.
• Sluit de voedingskabel aan op de voedingsaansluitingen van het
apparaat en zet de kabel vast op de manier zoals is weergegeven
in afbeelding 8 van het hoofdstuk "Voedingaansluiting".
• Dit apparaat is voorzien van een gelijkstroom - wisselstroo-
momzetter. Door een faseversnellingscondensator te installeren
wordt het effect van de verbetering van de vermogensfactor teni-
etgedaan. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de condensator
oververhit raakt als gevolg van hoogfrequente trillingen, waardoor
ongevallen kunnen ontstaan. Installeer dus nooit een faseversnel-
lingscondensator.
• Zorg dat de spanningsfluctuaties van de voeding niet groter zijn
dan 2%.
1.
Grotere fluctuaties hebben een negatief effect op de levensd-
uur van de dempingscondensator.
2.
Bij spanningsfluctuaties groter dan 4% ten opzichte van de
nominale waarde schakelt het apparaat automatisch uit.
• Raadpleeg het "elektrisch schema" wanneer u werkt aan de ele-
ktrische installatie.
• Voer de werkzaamheden pas uit wanneer de voeding is uitge-
schakeld.
• Aard draden altijd. (overeenkomstig de voorschriften zoals die ter
plaatse gelden.)
• Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, lichtrails of
telefoonaardingskabels.
Gasleidingen: kunnen als gevolg van een gaslek exploderen of
in brand vliegen.
Afvoerpijpen: aarding is niet mogelijk wanneer deze leidingen
vervaardigd zijn uit hard plastic (PVC).
Telefoonaardingskabels en lichtrail: gevaarlijk bij bliksemin-
slag doordat de aardingspotentiaal wordt vergroot door de aard-
ingskabel.
Nederlands
Minimaal
Aanbev-
Diameter bestur-
schakeling-
olen zek-
ingsbekabeling
stroom
eringen
2
12,6A
25A
0,75-1,25mm
2
12,6A
25A
0,75-1,25mm
25,3A
35A
2
0,75-1,25mm
2
25,3A
35A
0,75-1,25mm
2
25,3A
35A
0,75-1,25mm
2
37,9A
45A
0,75-1,25mm
2
37,9A
45A
0,75-1,25mm
2
37,9A
45A
0,75-1,25mm
2
37,9A
45A
0,75-1,25mm
• Dit apparaat is voorzien van een omvormer. Het apparaat moet
worden geaard; daarmee wordt voorkomen dat andere apparat-
uur elektromagnetisch wordt gestoord en dat de behuizing onder
spanning kan komen te staan.
• Monteer een speciale aardlekdetector die geschikt is als bes-
cherming tegen aardingsfouten in de installatie, in combinatie met
een hoofdschakelaar of zekering.
• Sluit de kabel met de juiste specificaties onbelast onder de trekont-
lasting (aansluiting voor de voedingskabel, aansluiting voor de
besturingskabel en de aardaansluiting). Zie "Voedingaansluiting".
• Sluit de voeding nooit met de fasen omgekeerd aan.
(Dit product is voorzien van een fase-omkeerbescherming. Als de
detector geactiveerd wordt, moeten twee van de drie fasen (L1,
L2 en L3) omgekeerd worden.)
8-4 Voorbeelden
Voorbeeldsysteem (Zie afbeelding 8)
1. Netvoeding
2. Hoofdschakelaar
3. Aardlekschakelaar
4. Zekering
5. Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
6. Afstandsbediening
7. Buitenunit
8. BS-unit
9. Buitenunit
voedingskabel (afgeschermde kabel)
besturingsbekabeling (afgeschermde kabel)
Voorzorgsmaatregelen
• Gebruik een installatiebuis voor de voedingskabel.
• Installeer de zwakstroombekabeling (voor de afstandsbediening
en besturing) en de sterkstroombekabeling ten minste 50 mm van
elkaar verwijderd. De bekabeling kan elkaar storen, waardoor
storingen aan en defecten van de installatie kunnen ontstaan.
• Sluit de voedingskabel aan op het aansluitingenblok voor de
voeding en zet deze vast op de manier zoals beschreven is onder
het kopje Voedingaansluiting.
• Zet de besturingskabel vast op de manier zoals beschreven is
onder het kopje Voedingaansluiting: besturingskabel en
afstandsbediening voor KOELEN/VERWARMEN.
• Zet de bekabeling vast met de meegeleverde klemmen zodat
deze niet in contact kan komen met de leidingen.
• Zorg ervoor dat de bekabeling en het deksel van het elektrische
aansluitingencompartiment vlak aanliggen op het aansluitingen-
compartiment.
De voedings- en besturingsbekabeling op het apparaat aansluiten
(Zie afbeelding 9)
1. Bekabeling van de voeding en van de pomp
(Hoogspanning)
2. Besturingsbekabeling
(Laagspanning)
3. Uit elkaar houden
Monteer de kabel zorgvuldig op het aansluitingenblok op de
printplaat, omdat de printplaat gemakkelijk kan breken.
Voedingaansluiting: besturingskabel, vergrendelingschakeling,
uitgang voor bediening van de pomp en afstandsbediening voor
KOELEN/VERWARMEN.
Monteer de kabel zorgvuldig op het aansluitingenblok op de printp-
laat, omdat de printplaat gemakkelijk kan breken.
[In het geval van een systeem met enkelvoudige buitenunit]
(Zie afbeelding 10)
1. Keuzeschakelaar KOELEN/VERWARMEN
2. Printplaat van de buitenunit (A1P)
3. Let op de polariteit
4. Gebruik de ader van de afgeschermde kabel (2-aderig)
(geen polariteit)
5. Aansluitingenblok (niet meegeleverd)
6. Buitenunit
7. Sluit nooit de voedingskabel aan.
8. BS-unit A
9. BS-unit B
10. Laatste BS-unit
11. Apparaat voor alleen koelen
[In het geval van een systeem met meerdere buitenunits]
(Zie afbeelding 11)
1. Apparaat A (Master)
2. Apparaat B
3. Apparaat C
4. NAAR IN/D UNIT
7