Onderhoud van het
maaidek
Onderhoud van de
maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe
maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af
zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en
kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor
het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of
ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven
en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig
is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit
onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes.
Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het
handig extra messen in voorraad te hebben.
WAARSCHUWING
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de gebruiker of omstanders en ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Vóór controle en onderhoud van de
maaimessen
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de remstand.
Zet de motor af verwijder het sleuteltje en maak de
bougiekabels(s) los van de bougie(s).
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of
dagelijks—Maaimessen controleren.
1. Controleer de snijranden (Figuur 47). Als de randen
niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de
maaimessen verwijderen en slijpen; zie Maaimessen
slijpen.
2. Controleer de messen, met name het gebogen
deel (Figuur 47). Als u beschadiging, slijtage of
groefvorming in dit deel constateert (punt 3 in
Figuur 47), moet u het mes direct vervangen.
1. Snijrand
2. Gebogen deel
Controle op kromme messen
1. Draai de messen totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen (Figuur 48). Meet de afstand
tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand,
stand A, van de messen (Figuur 48). Noteer deze
afstand.
2. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen
naar voren.
3. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak
en de snijrand van de messen op dezelfde plaats
als in bovengenoemde stap 1. Het verschil tussen
de afstanden die zijn gemeten bij stap 1 en stap 2,
mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer
bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het
worden vervangen. Zie Maaimessen verwijderen en
Maaimessen monteren.
38
Figuur 47
3. Slijtage/groefvorming
Figuur 48