Figuur 10
1. Aftakasschakelaar – Aan
3. Zet de gashendel op Choke voordat u een koude
motor start (Figuur 11).
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft
u de choke niet te gebruiken.
4. Draai het contactsleuteltje op Start om de
startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje
los zodra de motor aanslaat.
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 10 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 60 seconden laten afkoelen. Indien u
deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor
doorbranden.
5. Zodra de motor start, zet u de gashendel op Snel
(Figuur 11). Als de motor afslaat of hapert, moet
u de gashendel weer enkele seconden op Choke
zetten. Zet vervolgens de gashendel in de gewenste
stand. Herhaal dit indien nodig.
Figuur 11
1. Motor
2. Choke
Figuur 12
1. Uit
2. Lopen
2. Aftakasschakelaar – Uit
3. Snel
4. Langzaam
3. Start
4. Ontsteking
Motor afzetten
1. Zet vervolgens de gashendel weer op Snel
(Figuur 11).
2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar
op Uit te zetten (Figuur 10).
3. Draai het contactsleuteltje op UIT (Figuur 12).
4. Maak voordat u de machine vervoert of opslaat de
bougiekabel los van de bougie(s) om te voorkomen
dat iemand per ongeluk de machine start.
5. Sluit de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van
de brandstoftank voordat u de machine vervoert
of opslaat.
Belangrijk: Zorg ervoor dat de
brandstofafsluitklep is gesloten voordat
u de machine transporteert of stalt omdat er
benzine kan lekken uit de machine.
Vooruit en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te
verkrijgen. Gebruik de machine altijd met de motor
op vol gas.
WAARSCHUWING
De machine kan zeer snel ronddraaien. De
bestuurder kan de controle over de machine
verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en
schade aan de machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.
Vooruit
1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde
stand.
2. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam
naar voren (Figuur 13).
17