3.4
Functiebeschrijving
Van de omgekeerde osmose-installatie komt het demi-water (ook DI-water of permeaat genoemd) via
een afsluitkraan (18, taak van de klant) en een extern waterfilter 5 µm (19, aanbevolen, optije of taak
van de klant) naar de centrale unit (17).
In de centrale unit wordt het gedeminerailiseerde water via inlaatklep Y1 (11), de geleidbaarheidssensor
Lf1 (14), de zilverionisatie voor het desinfecteren van het water (13) en het optionele steriele filter (9)
naar het kleppenblok (25) met de sproeikleppen en spoelklep Y10 geleid.
Bij type A is in de centrale unit een drukverhogingspomp (10) ingebouwd (geregeld via frequentieomzetter),
waarmee de waterdruk vanaf een bepaalde vraag wordt verhoogd tot een werkdruk van ca. 7-7,5 bar.
Bij vochtvraag gaan open, afhankelijk van de benodigde prestatie:
–
een of twee sproeikleppen (bij 2 sproeicircuits: Y5-Y6) of
–
een, twee of alle drie sproeikleppen (bij 3 sproeicircuits: Y5-Y7) of
–
een, twee of alle vier sproeikleppen (bij 3 sproeicircuits met dubbele stap: Y5-Y7+Y9) of
–
een, twee, drie of alle vier sproeikleppen (bij 4 sproeicircuits, Y5-Y8) of
–
een, twee, drie of alle vijf sproeikleppen (bij 4 sproeicircuits met dubbele stap, Y5-Y8+Y9) of
–
een, twee, drie, vier of alle vijf sproeikleppen (bij 5 sproeicircuits: Y5-Y9).
–
een, twee, drie, vier of alle alle zes sproeikleppen (bij 5 sproeicircuits met dubbele stap: Y5-Y9 +
Y9.1).
Het water stroomt vervolgens naar de betreffende verstuivers (31) en wordt daar in fijne druppeltjes
verspreid. De voorbijstromende lucht absorbeert de druppeltjes en wordt daardoor vochtig. Niet-ge-
absorbeerde druppeltjes blijven in de naverdampings-elementen (32) achter. Daardoor wordt de door
de naverdampings-elementen stromende lucht nog eens bevochtigd. Het teveel aan water vloeit in de
naverdampings-elementen naar beneden en wordt via de afvoer in het waterreservoir met sifon (29) in
een open afvoertrechter van de aanwezige rioolbuis geleid.
Besturing
De installatie wordt via een externe regelaar bestuurd (aanbevolen enthalpie-regelaar) of de in de be-
sturingsunit geïntegreerde P/PI-regelaar.
Bij installaties:
–
met 2 sproeicircuits gebeurt de regeling met 3 stappen.
–
met 3 sproeicircuits (met of zonder dubbele stap) gebeurt de regeling met 7 stappen,
–
met 4 sproeicircuits (met of zonder dubbele stap) gebeurt de regeling met 15 stappen,
–
met 5 sproeicircuits (met of zonder dubbele stap) gebeurt de regeling met 31 stappen
Bij type A wordt vanaf ca. 60-70 % vraag (inschakelpunt afhankelijk van de ingangsdruk) de drukverho-
gingspomp ook ingeschakeld en de prestatie via het toerental traploos tot 100% vraag geregeld.
2603727-B NL 2304
Overzicht producten
11