de draad aan op de pen rechts op het
laadstation en het linkeruiteinde op de pen links.
Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het
laadstation:
1. Open de connector en plaats de draad in de
uitsparing in de connector.
2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang. Druk
totdat u een klik hoort.
3. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip op 1
tot 2 cm boven de aansluitklemmen af.
4. Kantel de beschermkap van het laadstation naar
voren en steek de draadeinden in de relevante
kanalen aan de achterkant van het laadstation. Druk
de verbinder op de metalen pennen, met de
markeringen AL (links) en AR (rechts), op het
laadstation.
5. Markeer de draden met de bijgeleverde
kabelmarkers. Dat maakt het eenvoudiger om de
draden aan te sluiten, bijvoorbeeld nadat het
laadstation tijdens de winter binnen is opgeslagen.
307 - 002 - 11.10.2017
3.7 De begeleidingsdraad installeren
De begeleidingsdraad wordt door de robotmaaier
gebruikt om de weg naar het laadstation te vinden, maar
dient ook om de robotmaaier naar uithoeken van de tuin
te leiden.
Voor de begrenzings- en begeleidingsdraden wordt
dezelfde draad gebruikt. De begeleidingsdraad kan net
als de begrenzingsdraad met krammen in de grond
worden vastgezet of worden ingegraven.
De robotmaaier werkt op diverse afstanden vanaf de
begeleidingsdraad, om de kans op spoorvorming te
beperken. Het gebied naast de draad dat de
robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Hoe groter de ingestelde doorrijbreedte voor de corridor
is, hoe kleiner de kans op spoorvorming is.
De robotmaaier loopt altijd links van de
begeleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. De corridor bevindt zich dus links van de
geleidingsdraad. Zorg daarom bij het installeren voor zo
veel mogelijk vrije ruimte links van de
begeleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation.
Installatie - 19