Tabel 31 Triptoestand, mogelijke oorzaken en oplossingen
Motor PT100-elementen overschrijden maxi-
mumniveau.
PT100
LET OP: Geldt alleen als optieprintC/PT100
wordt gebruikt.
Er kan geen masterpomp worden gekozen
vanwege storing in feedbacksignalen.
Pomp
LET OP: Alleen gebruikt bij pompregeling.
Temperatuur koellichaam te hoog:
-
Overtemp
-
-
-
FO-stroom overschrijdt de piekmotorstroom:
-
-
-
Overstroom F
-
-
-
Overspann D(eceleratie)
Te hoge tussenkringspanning:
-
Overspann G(enerator)
-
Overspann (Mains)
Te hoge tussenkringspanning door te hoge
netspanning
Overspann M(ains)Max
Gemeten motortoerental overschrijdt maxi-
Over Toeren
mumniveau.
Te lage tussenkringspanning:
-
Onderspanning
-
158
Problemen oplossen, diagnose en onderhoud
Te hoge omgevingstemperatuur van de
FO
Onvoldoende koeling
Te hoge stroom
Geblokkeerde of verstopte ventilatoren
Te korte acceleratietijd
Te hoge motorbelasting
Buitensporige verandering in de
belasting
Zachte kortsluiting tussen fasen of
fase en aarde
Slechte of losse motorkabelaansluitingen
Te hoog IxR-compensatieniveau
Te korte deceleratietijd ten
opzichte van de traagheid van de motor/
machine.
Te kleine remweerstand of defecte
remchopper
Te lage of geen voedingsspanning
Netspanningsdip veroorzaakt door
het starten van andere grote energie
verbruikers op dezelfde leiding.
-
Controleer op mechanische over-
belasting van de motor of het aandrijf-
mechanisme (lagers, tandwielkasten,
kettingen, riemen, enz.)
-
Controleer het motorkoelsysteem.
-
Zelfgekoelde motor bij laag toerental, te
zware belasting.
-
Stel PT100 in op UIT
-
Controleer kabels en bedrading voor
pomp-feedbacksignalen
-
Controleer instellingen m.b.t. de digitale
pomp-feedbackingangen
-
Controleer de koeling van de FO-kast.
-
Controleer de functionaliteit van de
ingebouwde ventilatoren. De ventilatoren
moeten automatisch inschakelen als de
temp. van het koellichaam te hoog wordt.
Bij het aanzetten worden de ventilato
ren kort ingeschakeld.
-
Controleer FO- en motorspecificaties
-
Maak ventilatoren schoon
-
Controleer de instellingen van de
acceleratietijd en
maak deze langer indien nodig.
-
Controleer de motorbelasting
-
Controleer op slechte motorkabel-
aansluitingen.
-
Controleer op slechte aansluiting
aardekabel
-
Controleer op water en vocht in het
motorhuis en de kabelaansluitingen.
-
Verlaag het niveau van de IxR-
compensatie [352]
-
Controleer de instellingen van de
deceleratietijd en maak deze langer
indien nodig.
-
Controleer de grootte van de
remweerstand en de functionaliteit van
de remchopper (indien deze gebruikt
wordt).
-
Controleer de netspanning
-
Probeer de oorzaak van de interferentie
weg te nemen of gebruik andere net-
voedingsleidingen.
-
Controleer kabels, bedrading en
instelling van encoder
-
Controleer instelling motorgegevens
[22x] Voer korte Motor ID-Run uit
-
Zorg dat alle drie de fasen goed
aangesloten zijn en dat de
aansluitklemmen aangedraaid zijn.
-
Controleer of de netvoedingsspanning
binnen de limieten van de FO valt.
-
Probeer alternatieve netvoedings-
leidingen te gebruiken als de dip wordt
veroorzaakt door andere machines.
-
Gebruik de functie netonderbreking
[421]
Emotron AB 01-4428-03r2