8 RIJ-INSTRUCTIES
8.1
8.2
Aanwijzing
Motorschade Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
–
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
28
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
–
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
–
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
–
Cardanoliepeil controleren. (
–
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. (
–
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
(
pag. 87)
–
Remplaketten van de voorwielrem controleren. (
–
Remplaketten van de achterwielrem controleren. (
–
Controleren of het remsysteem goed werkt.
–
Koelmiddelpeil controleren. (
–
Vervuiling van de ketting controleren. (
–
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. (
pag. 72)
–
Kettingspanning controleren. (
–
Bandentoestand controleren. (
–
Bandenspanning controleren. (
–
Spaakspanning controleren. (
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
–
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. (
–
Vorkpoten ontluchten. (
–
Luchtfilter controleren.
–
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
–
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
–
Brandstofvoorraad controleren.
pag. 122)
pag. 81)
pag. 83)
pag. 89)
pag. 105)
pag. 69)
pag. 70)
pag. 96)
pag. 96)
pag. 97)
pag. 49)
pag. 48)