•
Snelheidsregeling
•
Portier niet goed gesloten
•
Motor
•
Regeling voor bergop rijden
•
Contact
•
Laag brandstofpeil
•
Oliedruk
•
Motor
•
Onderhoudsinterval
•
Schakelen
•
Stabiliteitsregelsysteem (ESP) en
aandrijfregelsysteem
•
Water in brandstof
Instrumentengroep, hoog
uitrustingsniveau
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende controlelampen en indicatoren
ter bevestiging dat het systeem
operationeel is kort branden:
•
ABS
•
Airbag
•
Remblokslijtage
•
Remsysteem
•
Snelheidsregeling
•
Motor
•
Regeling voor bergop rijden
•
Contact
•
Laag brandstofpeil
•
Berichtenindicator
•
Schakelen
•
Stabiliteitsregelsysteem (ESP) en
aandrijfregelsysteem
•
Water in brandstof
Instrumenten
Indien één van deze waarschuwings- of
controlelampen niet brandt nadat het
contact is aangezet, duidt dit op een
storing. Laat het systeem onmiddellijk
door een geschoolde monteur
controleren.
Controlelamp ABS
onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren. De remmen blijven
normaal werken (zonder ABS) maar laat
deze storing zo spoedig mogelijk
controleren.
Controlelamp airbag
tijdens het rijden, dan duidt dit op een
storing. Laat het systeem onmiddellijk
door een geschoolde monteur
controleren.
Controlelamp remblokslijtage
vastgestelde grens. Laat dit onmiddellijk
door een geschoolde monteur
controleren.
Controlelamp remsysteem
abrupt in.
53
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Laat het systeem
Brandt de controlelamp niet,
blijft hij branden, of brandt hij
met tussenpozen of continu
De controlelamp gaat branden
wanneer de remblokken zijn
versleten tot een vooraf
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid. Druk
het rempedaal bijzonder voorzichtig
in. Druk het rempedaal vooral niet