Bescherming van inzittenden
GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
TIJDENS ZWANGERSCHAP
E68587
WAARSCHUWING
Breng de veiligheidsgordel voor uw
eigen veiligheid, maar ook voor dat
van uw ongeboren kind op correcte
wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel
of de schoudergordel.
De heupgordel moet comfortabel over
de heupen liggen aan de onderzijde van
uw zwangere buik. Leg de
schoudergordel tussen uw borsten,
boven en aan de zijkant van uw zwangere
buik.
PASSAGIERSAIRBAG
UITSCHAKELEN
WAARSCHUWING
Om het risico van fataal letsel of
ernstige verwonding te vermijden,
mag NOOIT een kinderzitje
achterwaarts op een voorstoel worden
geplaatst, tenzij de airbag is
UITGESCHAKELD.
E71313
De sleutelschakelaar en de controlelamp
'airbag uitgeschakeld' zijn aangebracht in
het instrumentenpaneel.
Wanneer de controlelamp 'airbag
uitgeschakeld' op het instrumentenpaneel
met onderbrekingen brandt, dan is er
sprake van een storing. Neem het
kinderveiligheidszitje van de voorstoel.
Laat het systeem voor uw eigen veiligheid
door een geschoolde monteur
controleren. Zie Waarschuwings- en
indicatielampen (bladzijde 52).
Airbag aan passagierszijde
uitschakelen
A
E71312
Wanneer een kinderzitje op de voorstoel
wordt geplaatst, let er dan op dat de
sleutelschakelaar in de stand A staat.
16
B