AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
AANPASSINGEN TIJDENS HET BORDUREN
Draadspanning aanpassen
Bij het borduren moet u de draadspanning zo
instellen dat de bovendraad net zichtbaar is aan de
achterkant van de stof.
■ Juiste draadspanning
Het patroon is zichtbaar aan de achterkant van de
stof. Als de draadspanning niet juist is ingesteld,
wordt het patroon niet mooi afgewerkt. De stof kan
gaan trekken of de draad kan breken.
a Voorkant
b Achterkant
Volg een van de onderstaande procedures om de
draadspanning aan te passen aan de situatie.
Opmerking
• Als de draadspanning heel los is ingesteld,
is het mogelijk dat de machine tijdens het
borduren zelf stopt. Dit betekent niet dat de
naaimachine niet goed functioneert.
Verhoog de draadspanning een beetje en
ga weer door met borduren.
Memo
• Als u de machine uitzet of een ander
patroon kiest, keert de draadspanning weer
terug op de automatische
standaardinstelling.
• Wanneer u een in het geheugen opgeslagen
patroon ophaalt, is de instelling van de
draadspanning daarvan hetzelfde als toen u
het patroon in het geheugen opsloeg.
102
■ Bovendraad is te strak
De spanning van de bovendraad is te strak waardoor
de onderdraad zichtbaar wordt aan de bovenkant
van de stof.
Opmerking
• Als de onderdraad onjuist is ingeregen, is
de bovendraad mogelijk te strak. Zie dan
"Spoel aanbrengen" op pagina 20 en rijg de
onderdraad opnieuw in.
a Voorkant
b Achterkant
a
Druk op
.