Inhoudsopgave
Advertenties
12. Draai de kapbouten gelijkmatig kruislings vast volgens de tabel
met aanhaalmomenten.
13. Breng de aandrijving in de open stand. Controleer de aanhaalmo-
menten van de kapbouten opnieuw.
De vereiste aanhaalmomenten staan beschreven in hoofdstuk
6.9 en 7.11.
LET OP
Als het membraan niet ver genoeg in het drukstuk
wordt geschroefd, werkt de sluitkracht direct op de
membraanbout en niet op het drukstuk. Dit leidt tot
beschadiging en voortijdige uitval van het membraan
en lekkage van de afsluiter.
Als het membraan te ver wordt ingeschroefd, is er
geen perfecte afdichting meer op de klepzitting.
De werking van de afsluiter wordt dan niet meer
gegarandeerd.
LET OP
Draai de kapbouten niet vast wanneer het sy-
steem onder druk staat of bij hogere temperaturen
(> +40 °C).
7.8 Membraanvervanging uitvoering met verbin-
dingsstuk (SISTO-10/-16/-20) met pneumatische
aandrijving (type LAD/type LAP)
Het bovenste deel van de afsluiter kan alleen samen met de aandrijving
worden gedemonteerd.
1. Breng het bovenste deel in de open stand:
• Aandrijving „veiligheidsstand gesloten" (SF): aandrijving van per-
slucht voorzien.
• Aandrijving „veiligheidsstand open" (OF) en „dubbelwerkende"
aandrijvingen (AZ): aandrijving drukloos maken.
2. Zeskantbouten [901.1] resp. tapeind [902.1] en moeren [920.1]
losdraaien en het bovenste deel met de aandrijving demonteren.
3. Breng het bovenste deel in de gesloten stand:
• Aandrijving „veiligheidsstand gesloten" (SF) aandrijving drukloos
maken.
• Aandrijving „veiligheidsstand open" (OF) en „dubbelwerkende"
aandrijvingen (AZ) bovenste stuurluchtaansluiting op de aandrijving
van perslucht voorzien.
4. Schroef het membraan [443] linksom uit het drukstuk [553] en de
ontlastingsmoer [915].
5. Bij inbouw van het vervangende membraan moet de materiaalaan-
duiding op het membraan [443] in acht worden genomen.
AANWIJZING
Ontdoe na demontage alle onderdelen van veront-
reinigingen. Schade aan de onderdelen moet daarbij
worden voorkomen. Controleer de onderdelen op
beschadiging en vervang ze indien nodig.
Ga als volgt te werk om het nieuwe membraan in te bouwen:
6. De steunvlakken van het membraan [443] in het huis [100] en in
de kap [165] moeten schoon en droog zijn.
7. Breng het bovenste deel in de gesloten stand:
• Aandrijving „veiligheidsstand gesloten" (SF) aandrijving drukloos
maken.
• Aandrijving „veiligheidsstand open" (OF) en „dubbelwerkende"
aandrijvingen (AZ) bovenste stuurluchtaansluiting op de aandrijving
van perslucht voorzien.
8. Bij afsluiters met steunspiraal [951]:
Leg de steunspiraal [951] in de kap [165]. De laatste wikkeling van
de steunspiraal [951] moet voorbij de afdichtingslip liggen en mag
niet eindigen op een verbindingsstuk van het drukstuk [553].
9. Verwijder een eventueel aanwezige bescherming van het bevesti-
gingstapeinde van het membraan [443].
10. Schroef het membraan [443] tot aan de aanslag in het drukstuk [553]
in de ontlastingsmoer [915]. Niet verder inschroeven om overbela
sting van het membraan [443] te voorkomen!
11. Draai voor een correcte uitlijning het membraan [443] maximaal
180° terug.
20
12.Voor de montage van de kap [165] moet het bovenste deel eerst
in de open stand worden gebracht:
• Aandrijving „veiligheidsstand gesloten" (SF): aandrijving van per-
slucht voorzien.
• Aandrijving „veiligheidsstand open" (OF) en „dubbelwerkende"
aandrijvingen (AZ): aandrijving drukloos maken.
13.Zorg ervoor dat de centreernok van het membraan overeenkomt
met de „holte" in het afsluiterhuis [100] (niet relevant voor MD 40
en SISTO-10/-10S).
14.Er moet voor worden gezorgd dat de afdichtingslip van het mem-
braan [443] haaks op de stromingsrichting staat wanneer het
membraan op het huis [100] wordt geplaatst.
15. Plaats de kap [165] op het huis [100] en draai de bevestigingsbouten
[901.1] resp. de zeskantmoeren [920.1] van de kap handvast aan.
16. Aandrijving in de gesloten stand brengen (zie punt 7) en kapbou-
ten vervolgens gelijkmatig kruislings aanhalen volgens de tabel
met aanhaalmomenten.
17. Breng de aandrijving in de open stand. Controleer de aanhaalmo-
menten van de kapbouten opnieuw.
De vereiste aanhaalmomenten staan beschreven in hoofdstuk
6.9 en 7.11.
LET OP
Draai de kapbouten niet vast wanneer het systeem
onder druk staat of bij hogere temperaturen (>
+40 °C).
AANWIJZING
Bij membranen [443] met de aanduiding „MD 40"
en een bevestigingsnop aan de achterkant worden
deze met de nop in het drukstuk [553] gedrukt.
Door tegelijkertijd aan één kant te trekken en te
draaien, kan het membraan [443] gemakkelijk van
het drukstuk [553] worden losgemaakt.
AANWIJZING
De metalen steunring die wordt gebruikt bij meerde-
lige membranen (TFM/EPDM) moet zodanig worden
uitgelijnd, dat de gegroefde voorkant van deze ring
op de achterkant van het kunststof membraan rust.
Hierdoor wijst de smallere voorkant van de ring naar
de kapflens van het bovenste deel.
7.9 Noodbediening van pneumatische membraa-
naandrijving (LAD-SF)
De membraanaandrijvingen in de uitvoering „veiligheidsstand gesloten
(SF)" zijn standaard uitgerust met een noodbediening (afbeelding 3).
1. Houd de twee bovenste moeren [920.19] vast met een geschikt
gereedschap.
2. Draai de onderste moer [920.5] door naar rechts draaien verder
los. Hierdoor wordt de aandrijving omhoog getrokken. Er beslist
voor zorgen dat de zuigerstang niet meedraait!
3. Als de storing is opgelost, draait u de moer [920.5] weer terug tegen
de twee bovenste moeren [920.19]. Zet de moer [920.5] vast met
de moeren [920.19].
4. Controleer de slag en stel deze opnieuw in als deze is versteld.
Afbeelding 3: Noodbediening bij SISTO-LAD-SF
Advertenties
Inhoudsopgave
