Motor starten en stoppen
Starten
1.
Neem plaats op de stoel en stel de parkeerrem in
werking, zie Parkeerrem in werking stellen,
pagina 18.
2.
Zet de rijbedieningshendels in neutraal.
3.
Schakel de aftakas "UIT" (fig. 3).
4.
Zet het handgas midden tussen "LANGZAAM"
en "SNEL" voordat u een koude motor start.
5.
Zet de choke in de stand "AAN" voordat u een
koude motor start.
NB.:
Bij een warme of hete motor kan
gebruik van de choke nodig zijn. Zodra
de motor loopt, de choke "UIT" zetten.
6.
Draai de contactsleutel op "START" om de
startmotor te laten draaien. Zodra de motor is
aangeslagen de sleutel loslaten.
NB.:
Als de startmotor niet draait, de
rijbedieningshendels iets bewegen om
ze goed in de neutrale stand te zetten.
Belangrijk: De startmotor niet langer dan
10 seconden per keer laten draaien.
Als de motor niet start telkens
30 seconden wachten tussen de
startpogingen. Als u dit niet doet,
kan de startmotor doorbranden.
7.
Zodra de motor loopt, de choke geleidelijk aan
naar "UIT" bewegen (fig. 4). Als de motor
hapert of afslaat, de choke opnieuw enkele
seconden op "AAN" zetten. Daarna het handgas
in de gewenste stand zetten. Indien nodig
herhalen.
2
1
m–2721
Figuur 3
1. Aftakas - uit
2. Aftakas - aan
1
2
m–
Figuur 5
1. Snel
2. Langzaam
Gebruiksaanwijzing
2
1
m–2719
Figuur 4
1. Choke – aan
2. Choke – uit
1
2
3
m–2718
Figuur 6
1. Uit
2. Lopen
3. Starten
19