5. Meet desgewenst uw hartslag.
Als er velletjes
plastic op de metalen
contactpunten van
de handgreep met
hartslagmonitor
bevinden, verwijder
deze dan. Zorg er
ook voor dat uw
handen schoon zijn.
Om uw hartslag te
meten, houd uw handen op de hartslagmonitor
met de palmen van uw hand leunend tegen de
contactpunten. Vermijd het bewegen van uw
handen of het te strak vasthouden van de
contactpunten.
Elke keer dat uw hart klopt, knippert er een
hartsymbooltje op de display en wordt daarna
uw hartslag getoond. Voor een correcte
hartslagmeting, dient u de contactpunten ongeveer
15 seconden vast te houden.
Als uw hartslag niet wordt weergegeven, zorgt
u ervoor dat uw handen zich op de juiste plaats
bevinden zoals aangegeven. Zorg ervoor dat
u uw handen niet te veel beweegt en houd de
contactpunten ook niet te strak vast. Voor de beste
werking, maak de contactpunten schoon met een
zacht doek; gebruik nooit alcohol, schuur- of
chemische middelen om de contactpunten
schoon te maken.
6. Zet de ventilator indien gewenst aan.
De ventilator heeft hoge en
lage snelheidsinstellingen. Druk
herhaaldelijk op de ventilatortoets
verhogen of verlagen om een
ventilatorsnelheid te kiezen of om
de ventilator aan of uit te zetten.
Let op: Als de pedalen gedurende 30 seconden
niet bewegen, gaat de ventilator automatisch uit.
7. Het bedieningspaneel gaat automatisch uit
wanneer u klaar bent met uw training.
Indien de pedalen enkele seconden niet
bewegen is een serie geluidjes te horen, zal het
bedieningspaneel pauzeren en zal de tijd op het
display knipperen.
Na een paar minuten zal het bedieningspaneel
uitgaan en de display zal zich opnieuw instellen.
All manuals and user guides at all-guides.com
Contactpunten
19
EEN VOORAF INGESTELDE OEFENING
GEBRUIKEN
1. Zet het bedieningspaneel aan.
Druk op een toets of begin met fietsen om het bedi-
eningspaneel aan te zetten.
Als u het bedieningspaneel aanzet, zal de display
oplichten. Er is een geluid te horen en het bedien-
ingspaneel is klaar voor gebruik.
2. Selecteer een vooraf ingestelde oefening.
Voor het selecteren van
een vooraf ingestelde
oefening drukt u her-
haaldelijk op de toetsen
8 Wt. Afvaloefeningen [8
WT. LOSS WORKOUTS]
of Uitvoeringoefeningen [8
PERFORM. WORKOUTS]
tot het nummer van de gew-
enste oefening verschijnt in
de onderste display.
Wanneer u een vooraf ingestelde oefening select-
eert, zal een profiel van de weerstandsniveaus van
de oefening over het bovenste display bewegen,
zal de duur van de oefening verschijnen in de mid-
delste display en zal het nummer van de oefening
verschijnen in de onderste display.
3. Begin te fietsen om de oefening te starten.
Elk oefening is onderverdeeld in verschillende seg-
menten van 1 minuut. Voor ieder segment wordt
één weerstandsniveau ingeprogrammeerd. Let op:
Dezelfde instelling kan voor meerdere opeenvol-
gende segmenten ingeprogrammeerd zijn.
Tijdens de oefening zal het oefeningprofiel uw
vooruitgang laten zien (zie de tekening hierboven).
De knipperende balk van het profiel stelt het
huidige oefeningsegment voor. De hoogte van het
knipperende segment geeft de weerstand van het
huidige segment aan.
Profiel