WIND modus
Ú Opmerking:
De WIND modus is alleen beschikbaar als het systeem voor een zeilboot is
ingesteld via het stuurautomaat installatie menu.
Voordat de WIND modus wordt gestart, moet worden gecontroleerd of er geldige invoer van
een wind transducer beschikbaar is.
Start de windbesturing als volgt:
1.
Zet de stuurautomaat in de AUTO stand.
2.
Pas de vaarrichting van de boot aan, totdat de windhoek gelijk is aan de hoek die u wilt
handhaven.
3.
Selecteer de modus indicator in de stuurautomaat bediening om het stuurautomaat menu
te openen en selecteer de WIND modus.
De ingestelde te sturen koers (CTS) en ingestelde windhoek worden ingevoerd aan de hand
van de kompaskoers en wind transducer op het moment dat u de WIND modus selecteert.
Vanaf dat punt wijzigt de stuurautomaat indien nodig de koers om de gewenste windhoek
te handhaven, omdat de windrichting kan veranderen.
Overstag gaan in WIND modus
Ú Opmerking:
De functie Overstag gaan is alleen beschikbaar als het systeem is ingesteld voor
het boot type ZEILEN.
Overstag gaan moet alleen in de wind plaatsvinden en worden uitgeprobeerd op kalm water
met lichte wind, om uit te zoeken hoe het werkt op uw boot. Vanwege de uiteenlopende
eigenschappen van boten (van cruisers tot en met wedstrijdzeilers) kunnen de prestaties van
de overstag functie van boot tot boot verschillen.
Overstag gaan in de WIND modus wordt in tegenstelling tot de AUTO modus uitgevoerd bij
zeilen met schijnbare of ware wind als referentie. De ware windhoek moet kleiner dan 90
graden zijn.
De wendsnelheid tijdens de overstag wordt bepaald door de overstag tijd, ingesteld in de
zeilparameters. De overstag tijd wordt mede bepaald door de snelheid van de boot, om
verlies van snelheid tijdens een overstag te voorkomen.
U kunt de overstag functie vanuit de WIND modus activeren.
Wanneer u een overstag start, spiegelt de stuurautomaat direct de windhoek naar de andere
boeg.
U kunt de overstag onderbreken zolang het overstag dialoogvenster geopend is, door de
tegengestelde overstag richting te selecteren. Bij een dergelijke onderbreking keert de boot
terug naar de vorige ingestelde koers.
Gijpen
Gijpen is mogelijk wanneer de ware windhoek groter dan 120° is.
De benodigde tijd voor een gijp wordt bepaald door de snelheid van de boot, om hem zo
snel mogelijk en op gecontroleerde wijze uit te voeren.
Overstag en gijpen voorkomen
Bij opkruisen en afkruisen dient u zorgvuldig met de stuurautomaat om te gaan.
Als de zeilen bij opkruisen ongebalanceerd zijn, kunnen gierkrachten van de zeilen de boot
in de wind drijven. Als de boot voorbij de ingestelde minimum windhoek wordt gedrukt,
verdwijnt de stuwkracht van de zeilen plotseling en neemt de bootsnelheid af. De boot
wordt dan moeilijker te besturen, omdat het roer minder effectief wordt.
De functie overstag voorkomen in de WIND modus is ontwikkeld om dergelijke situaties te
voorkomen. Deze reageert direct wanneer de schijnbare windhoek 5° kleiner dan de
ingestelde minimum windhoek wordt en zorgt dat er meer roer wordt gegeven.
Bij afkruisen is de boot moeilijker te besturen, doordat de golven van opzij of van achteren
komen. De golven kunnen de boot in een ongewenste gijp gieren. Dit kan zowel voor de
bemanning als de mast gevaarlijk zijn.
Stuurautomaat
| NSS evo2 Bedieningshandleiding
51