Gebruik en bediening
VOORDAT U GAAT MAAIEN
Inspecteer het grasveld op afval e.d., verwijder eventuele
vlaggen en bepaal de beste maairichting. Baseer de
maairichting op de richting waarin de vorige keer
gemaaid is. Maai altijd in een andere richting dan de
vorige keer, zodat de grassprieten minder snel plat gaan
liggen. Als dat gebeurt, kunnen ze namelijk moeilijk
afgemaaid worden door de maaicilinders.
WERKWIJZE BIJ HET MAAIEN
1.
Rijd naar het grasveld toe met de versnellingshen-
del in de 1e versnelling. Begin aan een rand van het
grasveld, zodat het veld in evenwijdige banen kunt
maaien. Hierdoor blijft de samendrukking tot een
minimum beperkt en krijgt de grasmat een mooi en
regelmatig uiterlijk.
2.
Druk het maaipedaal in als de voorste rand van de
grasmanden de buitenste rand van het grasveld
bereikt. Hiermee laat u de maaieenheden op het
gras zakken en beginnen de maaicilinders te
draaien.
N.B.: de achterste maaieenheid (nr. 1) begint pas te
draaien als beide andere maaieenheden de grond
raken en in werking zijn.
BELANGRIJK: onthoud dat de achterste
maaieenheid later begint te maaien. Probeer
daarom een optimale timing te bereiken, zodat u
zo min mogelijk hoeft na te maaien.
3.
Houd de overlapping met de vorige baan zo klein
mogelijk als u de volgende baan vanaf de andere
kant maait. Om in zo recht mogelijke lijnen te
maaien en de maaier op gelijke afstand van de rand
van de vorige baan te houden, blijft u zo'n 2 à 3 m
vóór de maaier naar de rand van het ongemaaide
deel van het grasveld kijken (fig. 14, 15). Sommige
mensen vinden het handig om de buitenste rand van
het stuurwiel als referentiepunt te gebruiken.
Daarbij houdt u de rand van het stuurwiel op één
lijn met een punt dat altijd op gelijke afstand van
de voorkant van de machine ligt (fig. 14, 15).
20
3
1.
Hulplijn voor evenwijdige banen
2.
Ca. 13 cm
3.
Links maaien
4.
Blijf 2–3 meter vóór de machine kijken
4.
Zodra de voorkant van de grasmanden de rand van
het grasveld bereikt, drukt u het hefpedaal in. De
maaicilinders houden op met draaien en de
maaieenheden worden geheven. Timing is hier
belangrijk, omdat de maaieenheden niet in het
randgebied moeten maaien. Maai een zo groot
mogelijk deel van het grasveld, zodat het randge-
bied zo min mogelijk hoeft worden nagemaaid.
5.
U kunt tijd besparen en de maaier in de juiste posi-
tie voor de volgende baan brengen, door de maaier
iets in tegenovergestelde richting te sturen en daar-
na in de richting van de te maaien baan te draaien.
Wilt u bijvoorbeeld naar rechts draaien, stuur dan
eerst iets naar links en daarna naar rechts. Op die
manier krijgt u de maaier gemakkelijker in de juiste
positie voor de volgende baan. Ga op dezelfde
manier te werk als u in tegenovergestelde richting
werkt. Probeer altijd een zo kort mogelijke draai te
maken. Bij warm weer dient u echter een grotere
draai te maken, om te voorkomen dat de grasmat
beschadigd wordt.
N.B.: door de stuurbekrachtiging keert het stuur-
wiel niet terug in de oorspronkelijke stand nadat u
een bocht hebt gemaakt.
4
1
Figuur 15
2