2.
Verwijder de dop van de bovenkant van het reser-
voir en controleer het peil van de hydrauliekolie.
Het oliepeil moet tot ca. 9 cm onder de bovenkant
van de vulopening staan.
3.
Als het oliepeil te laag is, langzaam bijvullen met
Mobil DTE 26 of een gelijkwaardige
hydrauliekolie, totdat het juiste peil wordt bereikt.
Verschillende oliesoorten niet vermengen. Plaats de
dop terug op de vulopening.
BELANGRIJK: om verontreiniging van het systeem
te voorkomen, de bovenkant van het
hydrauliekolievat reinigen voordat u het opent.
Controleer of de uitstroomopening en trechter
schoon zijn.
BEDIENINGSORGANEN
MAAIPEDAAL (fig. 5)
Door VOLLEDIG indrukken van het maaipedaal laat u
de maaieenheden zakken en beginnen de maaicilinders
te draaien. U hoeft het maaipedaal tijdens het maaien
niet ingedrukt te houden.
1. Maaipedaal
2. Hefpedaal
3. Rijpedaal
HEFPEDAAL (fig. 5)
Als tijdens het maaien het hefpedaal wordt ingedrukt,
houden de maaicilinders op met draaien en worden de
maaieenheden geheven. Het hefpedaal moet HELE-
MAAL ingedrukt worden gehouden totdat de maaieen-
heden volledig geheven zijn en niet meer draaien.
Figuur 5
4. Rempedaal
5. Parkeerremknop
BANDENSPANNING
De banden zijn in de fabriek met een te hoge ban-
denspanning opgepompt ten behoeve van het vervoer.
Laat lucht uit de banden lopen om de juiste spanning te
verkrijgen voordat u de maaier gebruikt.
Pas de bandenspanning van de aandrijfwielen aan de
toestand van het maaiveld aan, van minimaal 8 psi
(55,2 kPa) tot maximaal 12 psi (82,7 kPa). Kies voor het
achterwiel een bandenspanning van minimaal 8 psi
(55,2 kPa) tot maximaal 15 psi (103,4 kPa).
De aandrijving van de Greensmaster wordt soms verbe-
terd door een lagere bandenspanning te kiezen.
RIJPEDAAL (fig. 5)
Het rijpedaal heeft twee functies: de maaier vooruit- en
achteruit laten rijden. Om vooruit te rijden, de bovenkant
van het pedaal indrukken. Om achteruit te rijden, de
onderkant van het pedaal indrukken. De hak van de voet
tijdens het vooruitrijden niet op de onderkant van het
pedaal laten rusten (fig. 5, 6).
1.
Vooruit
Voor ingebruikname
1
2
Figuur 6
2.
Achteruit
13