6.9 Debietsmeting
FCM besturingsuitvoering
De pomp meet nauwkeurig het actuele debiet en
geeft deze weer. Via de 0/4 - 20 mA analoge uitgang
kan het actuele debietssignaal eenvoudig worden
geïntegreerd in een externe procesregeling zonder
extra meetapparatuur (zie paragraaf 6.5 Analoge uit-
gang).
De debietsmeting is gebaseerd op het indicatie-
schema zoals beschreven in paragraaf
6.7 FlowControl. De geaccumuleerde lengte van de
persfase vermenigvuldigd met de slagfrequentie
geeft het weergegeven actuele debiet. Storingen als
luchtbelletjes of te lage tegendruk resulteren in een
lager of hoger actueel debiet. Wanneer de ' AutoFlo-
wAdapt' functie geactiveerd is (zie paragraaf
6.10 AutoFlowAdapt), dan worden deze invloeden
door de pomp gecompenseerd door het aanpassen
van de slagfrequentie.
Slagen die niet geanalyseerd kunnen
worden (gedeeltelijke slagen, te klein
drukverschil) worden berekend op
N.B.
basis van de setpointwaarde en weer-
gegeven.
6.10 AutoFlowAdapt
FCM besturingsuitvoering.
De 'AutoFlowAdapt' functie wordt geactiveerd in het
'Instellingen' menu. Deze detecteert veranderingen
in diverse parameters en reageert hierop teneinde
de ingestelde beoogde capaciteit constant te hou-
den.
De doseernauwkeurigheid wordt hoger
wanneer 'AutoFlowAdapt' is geacti-
N.B.
veerd.
Deze functie verwerkt informatie uit de druksensor in
de doseerkop. Fouten die door de sensor worden
gedetecteerd, worden door de software verwerkt. De
pomp reageert onmiddellijk, onafhankelijk van de
bedrijfsmodus, door de slagfrequentie aan te passen
of waar nodig te compenseren voor de afwijkingen
met een overeenkomstig indicatieschema.
Als de beoogde capaciteit niet door de aanpassingen
kan worden bereikt, dan volgt een waarschuwing.
'AutoFlowAdapt' werkt op basis van de volgende
functies:
•
FlowControl: storingen worden geïdentificeerd
(zie paragraaf 6.7 FlowControl).
•
Drukbewaking: fluctuaties in de druk worden
geïdentificeerd (zie paragraaf
6.8 Drukbewaking).
•
Capaciteitsmeting: afwijkingen van de beoogde
capaciteit worden geïdentificeerd (zie paragraaf
6.8.2 Kalibratie van de druksensor).
Jansen Pompentechniek T: +31 (0)485-371318 E: info@pompentechniek.nl
Voorbeelden van 'AutoFlowAdapt'
Fluctuaties in de druk
De doseercapaciteit neemt af als de tegendruk toe-
neemt, en omgekeerd neemt het doseervolume toe
als de tegendruk afneemt.
De 'AutoFlowAdapt' functie identificeert fluctuaties in
de druk en reageert door de slagfrequentie aan te
passen. De actuele capaciteit wordt zodoende op
een constant niveau gehouden.
Luchtbelletjes
De 'AutoFlowAdapt' functie detecteert en identifi-
ceert luchtbelletjes. De pomp reageert met een spe-
ciaal indicatieschema als gevolg waarvan de lucht-
belletjes worden verwijderd als topprioriteit
(ontluchting).
Als de luchtbelletjes niet zijn verwijderd na een maxi-
mum van 60 slagen, dan schakelt de pomp naar de
'Luchtbelletjes' waarschuwingstatus, en keert de
pomp terug naar het normale indicatieschema.
6.11 Automatische ontluchting
Het doseren van ontgassende media kan tij-
dens een onderbreking van het doseren leiden
tot gasophoping in de doseerkop. Dit kan tot gevolg
hebben dat er geen medium wordt gedoseerd bij het
opnieuw inschakelen van de pomp. De 'Instellingen
> Automatische ontluchting' functie ontlucht de pomp
automatisch met regelmatige intervallen. Software-
geregelde membraanbewegingen stimuleren eventu-
ele belletjes om te stijgen en samen te komen bij het
persventiel zodat ze kunnen worden verwijderd bij
de volgende doseerslag.
De functie werkt:
•
wanneer de pomp niet in de 'Stop' modus is
•
tijdens onderbrekingen bij het doseren (bijv.
externe uitschakeling, geen inkomende pulsen
etc.)
Kleine volumes kunnen worden ver-
plaatst naar de persleiding door de
membraanbewegingen. Bij het doseren
N.B.
van sterk ontgassende media is dit
echter vrijwel onmogelijk.
29