6 Onderhoud
6 Onderhoud
6.1 Voorzorgsmaatregelen
Zorg ervoor dat u de veiligheidsinstructies gelezen en begrepen heeft, voordat u begint
te werken
WAARSCHUWING:
Het onderhoud moet uitgevoerd worden door een technicus die beschikt over de
technische en professionele vereisten die beschreven zijn in de huidige voorschriften.
WAARSCHUWING:
Draag altijd persoonlijke beschermingsmiddelen.
WAARSCHUWING:
Gebruik altijd geschikt gereedschap.
WAARSCHUWING:
Als de vloeistoffen extreem heet of koud zijn, wees extra op uw hoede om letsel te
vermijden.
GEVAAR: Elektrisch gevaar
Controleer voordat u met het werk begint of de stekker van de unit niet in het stopcontact
zit en of de pompunit, het bedieningspaneel en het hulpbedieningscircuit niet opnieuw
kunnen starten, zelfs niet onopzettelijk.
GEVAAR: Elektrisch gevaar
Als de unit aangesloten is op een frequentieregelaar, haal de stekker van de unit dan uit
het stopcontact en wacht daarna ten minste 10 minuten om de reststroom te laten
verdwijnen.
6.2 Onderhoud na elke 4000 bedrijfsuren of elk jaar
Wanneer de eerste van de twee grenzen is bereikt:
1. Meet de druk op nul capaciteit en vergelijk deze met de druk die gemeten is tijdens
het initiële opstarten. Als de druk met meer dan 15% is toegenomen, controleer dan
de staat van de waaier, het pomplichaam en de slijtringen.
2. Controleer de unit op ongewenst lawaai en trillingen.
3. Controleer of er geen vloeistof lekt uit de unit of de leidingen.
4. Controleer of alle schroeven en bouten van de unit en de leidingen naar behoren
vastgezet zijn.
5. Controleer of de isolatieweerstand van de motor groter is dan 500 MΩ door
gedurende 1 minuut een testspanning van 500 Vdc toe te passen.
6. Controleer de klemmenplaat van de motor op tekenen van oververhitting en
elektrostatische ontladingen.
7. Controleer de staat van de koelventilator van de motor en reinig hem.
28
e-HM serie Installatie-, bedienings- en onderhoudshandleiding