1. Motorolie
Belangrijk: Vul de olie zeer langzaam bij en
zorg ervoor dat de vulopening niet verstopt
raakt (Figuur 47). Al u te snel olie bijvult of de
opening verstopt raakt, bestaat de kans dat de
olie overloopt en de luchtinlaten verstopt raken.
Hierdoor kan de motor schade oplopen.
1. Zorg ervoor dat er een vrije ruimte overblijft in de
vulopening.
5. Plaats de peilstok terug en monteer het frontpaneel
van de motor.
6. Start de motor en laat deze vijf minuten stationair
lopen.
7. Zet de motor af.
8. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil.
9. Vul indien nodig olie bij, totdat het oliepeil het
bovenste gaatje op de peilstok bereikt.
10. Plaats de peilstok en de vuldop terug en monteer het
frontpaneel van de motor.
11. Controleer op lekkages.
Figuur 46
2. Trechter en slang
Figuur 47
Belangrijk: Het carter nooit overvullen met
olie. Hierdoor kan de motor worden beschadigd.
Motoroliefilter vervangen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen.
Plaats een druippan onder de olielekbak om olie op
te vangen uit het oliefilter en de oliekanalen in de
motor.
2. Draai het filter naar links om het te verwijderen
(Figuur 48 en Figuur 49).
Opmerking: U moet het oliefilter op de juiste
wijze afvoeren. Verwerk dit volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
3. Voordat u het filter monteert, moet u een dun laagje
verse en schone olie op de pakking van het filter
smeren. Draai het oliefilter met de hand vast totdat
de pakking contact maakt met het filtertussenstuk.
Draai het filter nog een halve tot driekwart slag.
4. Vul olie bij, zie Motorolie bijvullen.
1. Oliefilter
40
Figuur 48
2. Rechterkant van machine