Bedieningshandleiding
Controles
de tegenovergestelde richting.
15 De wielen uitlijnen.
16 Breng de keuzeschakelaar op de centrale
stand om de stuurbediening op twee wielen te
selecteren.
17 Controleer de werking door het stuur ongeveer
¼ draaiing in alle richtingen te laten maken.
Resultaat: De voorwielen moeten in dezelfde
richting als het stuur draaien; de achterwielen
moeten stil blijven.
18 De wielen uitlijnen.
19 Breng de keuzeschakelaar op de "krabbeweging".
20 Controleer de werking door het stuur ongeveer
¼ draaiing in alle richtingen te laten maken.
Resultaat: De voorwielen en de achterwielen
moeten in dezelfde richting als het stuur draaien.
Controle van de transmissie en de remmen
21 Vergewis u ervan dat de arm helemaal omlaag
en ingeschoven is.
22 Druk op het dienstrempedaal.
23 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging op de vooruit beweging. Laat het
dienstrempedaal geleidelijk los. Zodra de machine
begint te bewegen, druk op het dienstrempedaal.
Resultaat: De machine moet eerst vooruit
bewegen en dan plotseling stoppen.
24 Breng de hendel voor de selectie van
de voortbeweging op achteruit. Laat het
dienstrempedaal geleidelijk los. Zodra de machine
begint te bewegen, druk op het dienstrempedaal.
Resultaat: De machine moet achteruit
bewegen en dan plotseling stoppen. Met de
voortbewegingshendel op achteruit, moet het
achteruitrij geluidssignaal luiden.
25 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging op neutraal.
72
GTH-4013 SX - GTH-4017 SX - GTH-4013 EX - GTH-4017 EX
Eerste Uitgave - Tweede Herdruk
26 Trek de parkeerremhendel omhoog.
Resultaat: het controlelampje van de parkeerrem
moet aangaan om aan te geven dat de rem
ingeschakeld is.
27 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging eerst op vooruit en vervolgens
op achteruit.
Resultaat: De machine moet niet bewegen.
28 Breng de parkeerremhendel omlaag. Het
uitgaan van het controlelampje geeft aan dat de
parkeerrem uitgeschakeld is.
Controle van de stabilisatoren en van de
nivellering bediening (voor SX)
29 Met de hendel 2 en 3, de stabilisatoren helemaal
omlaag en helemaal omhoog brengen.
Resultaat: De stabilisatoren moeten goed
functioneren.
30 Met de hendel 1, livellare la macchina.
Resultaat: De nivellering van de machine moet
regelmatig geschieden.
31 Doe de arm meer dan 20° omhoog en schuif hem
uit
Resultaat: De nivellering van de machine en de
stabilisatoren moeten niet werkzaam zijn.
Controle van de stabilisatoren en van de
nivellering bediening (voor EX)
32 Met de knoppen 19, de stabilisatoren helemaal
omlaag en helemaal omhoog brengen.
Resultaat: De stabilisatoren moeten goed
functioneren.
33 Met de knop 20, het toestel uitlijnen.
Resultaat: De nivellering van de machine moet
regelmatig geschieden.
34 Doe de arm meer dan 20° omhoog en schuif hem
uit
Code 57.0009.0560