Eerste Uitgave - Tweede Herdruk
FUNCTIETESTS
Zorg ervoor dat u de functietest kent en
begrijpt voordat u verder gaat met het volgende
hoofdstuk.
De functietests zijn bedoeld om eventuele storingen
te ontdekken voordat de machine in gebruik wordt
genomen. De bediener moet de stapsgewijze
instructies volgen om alle machinefuncties te testen.
Een niet goed functionerende machine mag nooit
worden gebruikt. Als storingen worden ontdekt, dient
de machine te worden voorzien van een label en
uit bedrijf te worden genomen. Reparaties aan de
machine mogen alleen uitgevoerd worden door een
gekwalificeerde servicemonteur, in overeenstemming
met de specificaties van de fabrikant.
Als de reparaties voltooid zijn, moet de bediener
opnieuw een inspectie voor het gebruik en de
functietests uitvoeren voordat de machine in gebruik
wordt genomen.
Inachtnemen en respecteren:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
beschreven worden, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
4 Inspecteer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
Controles
1 Kies een stevig, vlak testgebied uit dat vrij is van
obstakels. Vergewis u ervan dat er geen lading
op vorken of eindwerktuigen aanwezig is.
2 Treedt u in de bedieningsruimte en neem plaats
op de bestuurderszitting.
3 Maak de veiligheidsgordels vast.
Code 57.0009.0560
GTH-4013 SX - GTH-4017 SX - GTH-4013 EX - GTH-4017 EX
4 Regel alle spiegeltjes. Zie het onderdeel "Regeling
achteruitkijkspiegels" uit deze handleiding.
5 Vergewis u ervan dat de handrem ingeschakeld
is en dat de transmissie op neutraal is.
6 Start de motor door de aanwijzingen uit het
hoofdstuk "Motor starten" bij "Gebruiksaanwijzing"
in acht te nemen.
Controle van de bedieningshendel (voor SX)
7 Activeer de joystick en probeer de arm omhoog
en omlaag te bewegen en uit- en in te schuiven.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn.
8 Probeer met de joystick en met de rode knop tevens
om de vorken vooruit en achteruit te bewegen.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn.
9 Activeer de hendel 4 en probeer het eindwerktuig
te blokkeren en te deblokkeren (OPTIONEEL).
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn.
Controle van de bedieningshendel (voor EX)
10 Activeer de joystick en probeer de arm omhoog
en omlaag te bewegen, probeer tevens om de
vorken vooruit en achteruit te bewegen.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn.
11 Probeer met de gele wieltje de arm uit- en in te
schuiven.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn.
12 Probeer met de witte knop en de joystick het
eindwerktuig te blokkeren en te deblokkeren.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn.
Controle van de stuurbediening
13 Druk op de rechterzijde van de schakelaar om de
stuurbediening van de vier wielen te selecteren.
14 Controleer de werking door het stuur ongeveer
¼ draaiing in alle richtingen te laten maken.
Resultaat: De voorwielen moeten in dezelfde
richting als het stuur draaien; de achterwielen in
Bedieningshandleiding
Controles
71