Figuur 14
1. Lampje werktuig-in-achteruit
4. Zet de rijsnelheidshendel in de achteruitstand en
maak uw werkzaamheden af.
5. Schakel de aftakas uit om de interlock in te
schakelen.
6. Verwijder het KeyChoice-sleuteltje en bewaar dit op
een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
Veiligheidssysteem testen
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van
de interlockschakelaars en vervang
beschadigde schakelaars voordat u de
tractor weer in gebruik neemt.
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de tractor in gebruik neemt. Als het
veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende Service Dealer. Neem plaats op de stoel en
voer de volgende controles uit:
1. Zet de snelheidshendel in de neutraalstand, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas in en
draai het contactsleuteltje naar de stand Start: de
motor mag nu niet aanslaan.
2. Zet de snelheidshendel in de neutraalstand, schakel
de aftakas uit, zet de parkeerrem vrij en draai het
contactsleuteltje naar de stand Start: de motor mag
nu niet aanslaan.
3. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand, stel
de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit
en start de motor. Als de motor loopt, zet u de
parkeerrem vrij en komt u iets overeind uit de
bestuurdersstoel. De motor moet afslaan.
4. Schakel de aftakas uit, zet de rijsnelheidshendel in
de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en
start de motor. Terwijl de motor loopt, moet u de
aftakas inschakelen, de koppeling intrappen en het
rijsnelheidspedaal in de achteruit zetten: de motor
moet afslaan.
5. Schakel de aftakas uit, zet de rijsnelheidshendel in
de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Start de motor, schakel de aftakas in en draai aan de
KeyChoice-sleutel en laat deze los: Het lampje voor
werken-in-achteruit moet nu oplichten.
6. Schakel de aftakas uit. Het lampje voor
werken-in-achteruit moet nu uitgaan.
Vooruit en achteruit rijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Om vooruit of achteruit te rijden:
1. Trap het koppelings-/rempedaal in.
2. Zet de rijsnelheidshendel in de gewenste versnelling
vooruit of achteruit.
Opmerking: Laat het pedaal langzaam opkomen
om de tractor in beweging te zetten.
3. Bestuur de tractor met behulp van het stuurwiel.
Opmerking: Om de tractor achteruit te laten
rijden terwijl de aftakas is ingeschakeld, moet u de
interlock voor werken-in-achteruit uitschakelen met
behulp van de KeyChoice-schakelaar die voor en
onder de stoel zit.
Laat het koppelingspedaal nooit plotseling
opkomen. Hierdoor bestaat de kans dat u
de controle over de tractor verliest en deze
onverwachts in beweging komt.
Laat het koppelingspedaal altijd langzaam
opkomen om de tractor in beweging te zetten.
Rijsnelheid kiezen
Belangrijk: Om schade aan de transmissie
te voorkomen, moet u altijd eerst het
14